zondag 12 oktober 2008

Brusselse kerktorenmentaliteit

Ken je hem nog? Sven Gatz. In zijn betere dagen was hij ooit nog volksvertegenwoordiger voor de Volksunie. Ik heb hem persoonlijk gekend. Hij zat samen met mij in de partijraad van de Volksunie, toen die nog vergaderde in het prestigieuze congressenpaleis. U weet wel: dat lelijke gebouw, daar op de Koudenberg in Brussel. Vandaar kun je neerkijken op de vallei van de Zenne. Dat gebeurt ook werkelijk – dat neerkijken, bedoel ik. Door de bewoners van de Koudenberg. Zij namelijk, die hun optrekje hebben op de Koudenberg, waar ooit het paleis van de hertogen van Brabant stond. Die gasten van Harbalorifa en zo meer. In het Diets. Tegenwoordig huizen daar op die plaats de Coburgers, de indringers uit het Oosten, die in 1831 na veel zoeken en bij gebrek aan beter naar het nieuwbakken Royaume de Belgique werden gehaald, om er koning te komen spelen. Hun stulpje is zo mogelijk nog lelijker en nog bombastischer dan het congressenpaleis. En het gaat er heus niet in het Diets aan toe.

Veel wist Sven niet te vertellen, toen, daar in de partijraad. Ik weet niet of dat was omdat hij het gewoonlijk eens was met wat vooraan op de tribune werd verkondigd. Het doet er niet toe.
Tegenwoordig is Sven Gatz vooral actief als parlementslid van de VLD. U weet wel: de partij van de vrije liberale democraten. De partij die haar handtekening plaatste onder het algemeen-Vlaamse akkoord om de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde onverwijld te splitsen, maar die handtekening kort daarop met het grootste gemak weer verloochende, omdat het nakomen van haar woord haar op dat ogenblik niet zo goed uitkwam. Kortom: de VLD in haar gewone doen.
Sven is dus lid geworden van die liberale club. Net als zijn kompaan Vankrunkelsven – ooit nog voorzitter van de Volksunie – is hij zijn vlaamsnationaal verleden vergeten. Opgeborgen in de kast, ergens op zolder. De laatste jaren heeft hij intense inspanningen geleverd om zijn grote levensfilosofie via een aantal publicaties de wereld rond kond te doen. Het moet gezegd worden: Sven heeft een goede pen. Zo zie je maar: iedereen heeft kwaliteiten, al zitten die niet altijd op de plaats waar je ze zou verwachten.
Maar dat terzijde.
Dus is Sven nog eens bevallen van een nieuw pleegsel. Hij heeft namelijk een boek geschreven – liberale parlementsleden schijnen veel vrije tijd te hebben. Ditmaal gaat het even niet over het links-liberalisme. Niet dat het niet goed uit zou komen als hij daar nòg eens zo over schrijven, want ik weet nog altijd niet wat dat nou écht inhoudt, dat links-liberalisme. Maar dat zal wel aan mij en nog enkele andere verstokte antiekelingen liggen.
Neen: het gaat erom dat Sven Gatz vindt dat de Brusselaars hun Brusselse identiteit krachtiger moeten beleven. Gatz niet langer als de Vlaamse nationalist van weleer. Gatz als de Brusselse nationalist. Om eerlijk te zijn: het is niet de eerste keer dat Gatz zich manifesteert als Brussels nationalist. Ik vind dat vreemd.

Mag ik even?

Vlaamse nationalisten krijgen vaak het verwijt toegeslingerd dat ze provincialistisch zijn. Kerktorenkijkers. Angstigaards die terugdeinzen voor de uitdagingen van de grote wereld. Weer iets wat ik in mijn hardleers boerenverstand nooit heb begrepen. Als je geconfronteerd wordt met de buitenwereld, die als een reus zo groot als een olifant zijn schaduw op je werpt, dan lijkt het me normaal dat je jezelf profileert. Dat lijkt me een natuurwet. Wie wil er nu altijd in iemands anders schaduw blijven staan? En is een wereld van fatsoen en goede omgang er niet eentje, waar voor iedereen de zon even schijnt? Dan moet je jezelf natuurlijk wel tonen. Anders kan die zon niks voor je doen.
En dus trachten vele Vlaamse nationalisten wereldburger te zijn. Soms doen ze dat wat krampachtig, want ze zijn het niet echt gewend. Maar toch. Was het niet de Volksunie, destijds, die de eis stelde om tenminste één procent van het bruto binnenlands product te reserveren voor ontwikkelingshulp? De opvolger van de Volksunie, de huidige N-VA, heeft deze eis overgenomen. Bovendien kwam diezelfde Volksunie op voor kennis van verschillende talen. De huidige N-VA doet niets anders.
Niettemin worden de bovengenoemde verwijten met onfatsoenlijke regelmaat rondgeslingerd.En nou treedt daar op het toneel ene Sven Gatz, niet onverdienstelijk publicist. Hij verkondigt dat voortaan de Brusselse identiteit het summum van wereldoriëntatie is. Wie zich als Brusselaar manifesteert, toont pas dat hij open staat.
Open, ja? Voor wie en waarvoor? Want waar zijn de echte Brusselaars? Ze wonen in Liedekerke, in Overijse en in Wemmel, in het frisse groen van het Vlaamse Pajottenland of de vallei van de IJse. Ze spreken Frans, niet omdat ze geen Nederlands kennen en nog minder omdat ze niet in staat zijn het te leren - of hoe omschreef een politicus die later Belgisch premier werd dat ook weer? Neen: ze spreken Frans om zich te manifesteren. Om te tonen dat ze niet tot de streek behoren waar ze ongevraagd neergestreken zijn. Zijn dat de Brusselaars? Ja? Is dat dan die Brusselse identiteit? Nou, dan kan ik hen met de beste wil van de wereld geen open oriëntatie toeschrijven. Die zou namelijk beginnen met … het respect voor de gemeente waar men zich neervlijt. Zo werkt dat toch, die “open oriëntatie”?
Neen dus.
Ik heb me vergist.

Maar laten we maar binnen Brussel blijven. Want als je de Eurocraten, het personeel van de ambassades, de buitenlandse kaderleden, de meutes lobbyisten van allerlei slag, de Poolse schoonmaakdames en de prostituees aller landen wegdenkt, hoeveel inwoners heeft Brussel dan nog?
Op gevaar af voor racist uitgescholden te worden: als je ook de Marokkanen, de Kongolezen, de Tunesiërs, de Algerijnen en nog wat lieden uit die contreien eventjes niet als “echte Brusselaar” ( mag dat nog, ja?) beschouwt, hoeveel Brusselaars blijven er dan nog over?
Mag ik even een gokje wagen?
Laten we het houden op zowat 250.000. Tweehonderd vijftig duizend. Zo ongeveer de bevolking van Gent, de helft van Antwerpen, tweederde van Luik en Charleroi.
Zijn dat de Brusselaars, voor wier identiteit Sven Gatz opkomt?

Nou mag, wat mij betreft, eenieder trots wezen op zijn dorp of zijn stad. Daar lijkt me niks mis mee te zijn. Maar Sven plaatst deze dorpse identiteit eventjes nààst de Vlaamse of de Waalse. En precies dàt is mij in ieder geval een brug te ver. Want voor de moderne Vlaming die ik wil zijn, die georiënteerd is op de rest van de Nederlanden en op de wereld, is mijn dorp weliswaar een stuk van mijn identiteit, maar dat dorp is wel maar een onderdeel van mijn Vlaamse identiteit. En die is, op haar beurt, een onderdeel van de algemeen-Nederlandse identiteit. Enzovoorts.
Volgens mij zit het zo in elkaar. Niet andersom. Het algemenere sluit het specifiekere in. Dat leerde de oude Aristoteles al. En wie ben ik om hem tegen te spreken?
Volgens mij geeft iemand die het aller-allerhoogste belang hecht aan het eigen dorp of de eigen stad, ook al heeft ze de pretentie de hoofdstad van Europa te zijn – meer dan pretentie is het overigens niet eens - en die oriëntatie verheft boven al de andere, een schoolvoorbeeld van kerktorenzicht.
Ik ben echt benieuwd of en wanneer de linkse banbliksems over kerktoren- en andere kleinzieligheden met gutsende stromen op Gatz’ hoofd zullen neerkomen.
Wedden dat het stil zal blijven?


Jaak Peeters