maandag 16 februari 2009

Ik begrijp Streven niet...

Wat er met Streven aan de hand is, weet ik niet. Ik dacht dat Streven het blad van de Jezuïeten was. En Jezuïeten zijn toch christenen? Meer speciaal zelfs: katholieken. Welnu: in het nummer van januari 2009 staan er twee artikels, waarin het leven als gemeenschap en in een gemeenschap onderuit wordt gehaald. Het zijn zo’n hatelijke bijdragen, dat een normaal mens alleen nog kan walgen.
Behoort dat nou echt tot het nieuwe katholicisme?

Het eerste artikel gaat onder de titel Een echte held loopt alleen. Het is van de hand van Bouke Vlierhuis, die voor een aantal bladen teksten recenseert. Die bladen blijken meestal ‘links’ te wezen…
Wat hij dan beweert?
Ik laat hieronder een korte samenvatting volgen.

Het dier in ons wordt gewekt in de groep.

Volgens Vlierhuis is het menselijk groepgevoel een restant van de oerdagen van onze soort, toen kleine hordes mensen over de vlakten zwierven, op zoek naar voedsel en vruchtbare vrouwen. Het leven was toen, volgens de wijsheid van Vlierhuis, harder dan nu. Mensen hadden de groep nodig om te overleven. Zodoende is door de evolutie het groepsdier in ons tot in het buitenproportionele opgefokt. Dààr komt volgens de heer Vlierhuis onze hang naar het lidmaatschap van groepen uit voort. We doen onze eigen individualiteit geweld aan uit atavistische overlevingsdrang. Die is overbodig in onze dagen, aangezien ‘een mens zich prima solitair kan redden, omdat alle voorzieningen van voedsel tot seks in de grote stad voor iedereen tegen betaling en in volslagen anonimiteit beschikbaar zijn.’ Zeg nou zelf.
Wij treden dus toe tot groepen om onze eigen existentiële angsten te beteugelen. Echter: groepen definiëren zich in conflict met de anderen. Ze zijn gebaseerd op het principe van de uitsluiting en de meerwaardigheid van het eigene.
Daar schuilt ook de oorzaak van zoveel geweld: aansluiting bij groepen leidt onherroepelijk tot verstarring van onze moraal, en dat geldt voor het lidmaatschap van gelijk welke groep dan ook. Zelfs studentencorpora zijn verdacht. Jawel: lees het maar zelf na, lezer! Groepslidmaatschap schort ‘dus’ ons rationeel oordeel op.
Deze mechanismen liggen volgens de ondoorgrondelijke wijsheid van Bouke Vlierhuis aan de bron van zowat alle geweld in al zijn vormen. Ook dàt staat er te lezen…
Wat er dan moet gebeuren?
Géén lid worden van welke groep dan ook. Dat is toch duidelijk? Uitgroeien tot weldenkende individualisten, want pas dan ben je in staat om neen te zeggen tegen welke vorm van geweldpleging dan ook. En dus moeten we leren alleen te gaan.

Ireëel en inconsequent

Nou moe! Zou Vlierhuis dat nu echt allemaal ernstig menen? Wat hij schrijft is zo irreëel, zo inconsequent, dat zulks bijna niet valt aan te nemen.
Enkele voorbeelden.
Waar haalt Vlierhuis het vandaan om nog steeds voor de dag te komen met de inmiddels hopeloos voorbijgestreefde idee van de Freudiaanse oerhorde? Maar kom: een mens kan niet alles weten en de wetenschap gaat soms nogal snel.
Maar of zo’n veronderstelde oerhorde dan ook nog leidt tot een buitenproportionele ontwikkeling van het dier in ons? Alsof dieren niet ook andere gevoelens kennen! Maar nogmaals: de wetenschap gaat tegenwoordig snel. Of tot een even buiten-proportionele uitgroei van de neiging om ons aan de groepsnormen te onderwerpen? Waar komen al die klachten over het individualisme tegenwoordig dan vandaan? En al die zelfmoorden wegens diepe, ondraaglijke eenzaamheid? Ad Verbrugge heeft de plank dus volkomen misgeslagen? Maar alweer: kom.
Of de mens zich in een stad tegenwoordig prima solitair kan redden? Hier toont Vlierhuis zich toch behoorlijk scheelziend. Alsof er ook maar iemand is die nérgens lid van is, ook in de grote stad. Landlopers wellicht uitgezonderd. En dan nog. Hoe zouden al die (stads)diensten zelfs maar kunnen bestaan zonder allerlei groepen en organisaties? Bijvoorbeeld… het stadsbestuur? Is dat dan exclusivistisch? Heeft Vlierhuis zich al eens beraden over zijn eigen levensgeschiedenis? Komt hij niet voort uit een gezin en is dat niet hét model bij uitstek van de groep? Overigens: ook Vlierhuis maakt deel uit van een hele reeks groepen: van een tijdschriftredactie, een kaartclub, een zangvereniging…
Voorts: het is juist dat het lidmaatschap van een groep eraan bijdraagt om onze existentiële angsten te overwinnen. Maar Vlierhuis zou er beter aan doen eerst onze existentiële situatie eens goed te ontleden. Mensen staan in het bestaan, met de dood als Heideggeriaans onontwijkbaar eindpunt. De andere mensen zijn altijd meteen mee gegeven. Ik besta niet eerst, om vervolgens tot mijn stomme verbazing het bestaan van anderen te ontdekken. Zelfs als we hen buiten beschouwing laten, dan nog trilt de aanwezigheid van de anderen op de achtergrond mee. Wij definiëren onszelf niet alleen tégenover de anderen, maar ook mét de anderen. Ik put mijn identiteit ook uit mijn positie in de groepen waartoe ik behoor, en dat is voor Bouke Vlierhuis niet anders. Het kàn ook niet anders, want ik kan niet voorwenden alsof er geen andere mensen bestaan. Die behoren namelijk altijd tot mijn belevingshorizon. De situatie is dus behoorlijk wat complexer dan het simpele ‘beteugelen van angsten’.
Bestaan groepen alleen door de confrontatie met andere groepen, zodat lidmaatschap van een groep niet anders kan opleveren dan het conflict? Dat kan niemand in ernst volhouden. Die terminologie is totaal verkeerd gekozen. Natuurlijk bestaan groepen slechts bij de gratie van het onderscheid, maar dat is met individuen toch niet anders? In leven zijn is toch niets anders dan verhinderen dat men onherkenbaar opgaat in het milieu? Gezinnen, vriendenclubs, ouderver-enigingen… Is dat allemaal atavistische overlevingsdrang? Is dat het beleven van de meerwaarde van het eigene? En àls mijn kaartersclub nou eens superieure kaarters in haar rangen telt? Definiëren die clubs zich allemaal in conflict met de anderen? Een groeplidmaatschap vereist inderdaad het onderschrijven van regels. Die zijn specifiek voor de club. Betekent dat ‘confrontatie’? Dat is toch niet ernstig!
Het is duidelijk dat Vlierhuis zwaar uit de bocht gaat. Het is bijna niet te geloven dat hij zijn uitspraken niet heeft bedoeld als spot.
Volgens Vlierhuis is de belangrijkste vraag voor de mens hoe hij moet handelen. Immanuel Kant stelde toch ook nog andere vragen? Bijvoorbeeld: ‘wat kunnen wij kennen?’ – of anders gezegd: wat voor wezens zijn mensen? Is onze eerste vraag niet: ‘wie ben ik’? En ‘ wat komen wij hier doen op deze planeet’? Wat is de grote filosofische ervaring? ’s Morgens ontwaken om zich dan nog halfverdoofd af te vragen of dit alles echt is, dan wel een droom…En de epicuristen vroegen zich toch af hoe een mooi leven te leiden, zonder de angsten en het lijden weg te moffelen?
Wat de belangrijkste vraag is voor een mens, hangt van zijn eigen inzichten en zijn eigen levenssituatie af. Het komt Bouke Vlierhuis niet toe dat in andermans naam te bepalen.
Oh ja: een mens moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Met eigen normen en principes door het leven gaan, want die zijn per definitie veel hoogwaardiger en vooral onbaatzuchtiger als ze niet uit groepsgedrag voortspruiten. En hoe zal die mens al die normen en waarden verwerven? In zijn eentje de hele beschaving uitvinden?

Boeddhisme?

Volgens Vlierhuis moet je Boeddhist wezen. Immers: je moet alles doen wat lijden opheft. Nou: als dàt Boeddhisme is, ben ik alleszins geen Boeddhist. Laten we dan maar geen nakomelingen meer verwekken, want dat wekt lijden op. Niet zozeer bij het baren, maar vooral erna. Bij de opvoeding. En lang erna. Vlierhuis schijnt zelf geen kinderen te hebben.
Overigens zal zijn versie van Boeddhisme in het hedendaagse denken op maar weinig bijval kunnen rekenen.
Om meteen naar de kern te gaan: Vlierhuis’ afkeer voor groepen. Wilhelm Schmid schrijft in zijn Filosofie van de levenskunst dat mensen hun zelfbeeld maar slechts in relatie en in discussie met de anderen kunnen verwerven. Wie zich dus afkeert van de anderen, ontneemt zichzelf de kans op een duidelijk zelfbeeld en schept de existentiële angsten, die voor Bouke Vlierhuis kennelijk de oorsprong van alle kwalen zijn. Meer zelfs: het samenleven met de anderen is, ruim genomen, zelfs de grondslag voor de zorg voor anderen, bijvoorbeeld allerlei kanslozen, in de maatschappij. Kunnen zo’n kanslozen het dan ook prima solitair redden? Moeten we hen dan maar laten stikken?
Zelfs Hans Achterhuis, die door links als één van hun grote ideologen wordt opgevoerd, ziet de wij-zijtegenstelling als onvermijdelijk. Meer zelfs: in zijn monumentale Met alle geweld roept hij dit onderscheid uit tot een van de menselijke universalia, dat zelfs creatief kan worden ingezet. Ook de linkse filosofe Chantal Mouffe meent dat het ik-zijantagonisme constitutief is voor het menselijk samenleven.
Ik vrees dat de opvattingen van Vlierhuis even weinig met Boeddhisme hebben te maken, als mijn kat vandoen heeft met metafysica. ‘De moderne tijd is de periode die als geen andere het verlangen naar lust met het leven heeft geïdentificeerd, zonder intussen een kunst van de omgang met de lusten te ontwikkelen. Hij heeft de droom van het universele geluk gevoed, van het goede leven, dat gelijkgesteld wordt met welvaart, van het één zijn van de afzonderlijke mensen in een gemeenschap, van de opheffing van tegenstrijdigheden, om alleen nog maar voor de lust te leven; een echt Arcadië, één groot toneel van het gelukzalige leven: dat is de droom die de burgerlijke wereld heeft gedroomd.’ Vlierhuis’ Boeddhisme heeft niets met Boeddhisme te maken. Het is een vulgair misbruik van een verheven Oosterse wereldbeschouwing om zijn egoïstische genotzucht in te verpakken.

Onbegrijpelijk

Ik begrijp niet waarom Streven zoiets in zijn kolommen opneemt. Wat hier verkondigd wordt, is anti-christendom.
In hetzelfde nummer is Harold Polis aan het woord. Ook hij is helemaal niet geporteerd voor het bestaan in en met groepen. Voor hem zijn manifestaties zoals de IJzerbedevaart belachelijke, oubollige bezigheden van romantische zielen die te aansluiting met de tijd hebben gemist. Heeft meneer Polis zich al eens voorgesteld wat het écht betekent: verwikkeld te zijn in een militair gevecht? Weet je wat dat werkelijk is, meneer Polis? Dat is de dood. Dood, vernieling en ellende en alléén maar dàt. Het zijn kapotgeschoten, rondspattende menselijke lichamen, oorver-dovende ontploffingen van bommen die je kameraden aan stukken rijten. Nog warme, rondvliegende darmen. Het is het afgeschoten hoofd van je beste vriend dat voor je voeten rolt, de verbijsterde ogen nog open, je vol angst toestarend. Dàt te bestijden, meneer Polis: dàt is wat de IJzerbedevaart doet. Daarmee te spotten behoort tot het laagste waartoe een mens zich verlagen kan.

Sinds de Franse revolutie is alles verdacht wat tussen de abstracte, universele mens en het loutere op zichzelf staande individu komt. Alles wat mensen concreet maakt, hen definieert, moet met grote kritische zin worden bekeken. Elke identiteit moet met de allergrootste achterdocht worden behandeld, als gold het ongeneeslijke lepra. Alleen wat binnen het allerpersoonlijkste, individuele coconnetje kan worden gehouden, is nog toelaatbaar. Want in de tweehonderd jaar die ons zijn vooraf-gegaan, werd ‘bewezen’ dat elk engagement met alles wat tussen de abstracte mens en het hoogstindividuele persoontje ligt, tot miserie leidt.
Ziedaar het grote trauma van de westerse mens.
En ik die dacht dat het christendom er nu net was om deze heilloze dichotomische eenzijdigheid te doorbreken…

Ik begrijp Streven niet.


Jaak Peeters

zondag 15 februari 2009

De verkiezingscampange is geopend, nu ook op internet

Barack Obama dankte zijn overwinning tenminste gedeeltelijk aan de campagne op Facebook en andere nieuwe en immens populaire webstekken voor sociale netwerken. Opmerkelijk was hoe de internetcampagnes voor de Amerikaanse verkiezingen ook bij ons hun effect niet misten. Tijdens vorige presidentsverkiezingen kon men ongetwijfeld een zeldzame geengageerde Vlaming aantreffen met een Amerikaanse campagnesticker op auto of brieventas, maar aan de laatste verkiezingen nam Vlaanderen voluit deel. Op Facebook, de meest populaire webstek waarop je met kennissen op informele basis informatie kan uitwisselen, werden velen 'fan' van Obama (en sommigen van McCain); velen voerden als dagelijkse 'status' slogans als "I will vote Barack Obama".

Als publieke bekentenis van politieke voorkeur mag dat tellen, maar in Amerika ligt dat psychologisch gemakkelijker dan in Vlaanderen. Wij vinden het gemakkelijker uit te komen voor de president die we zouden verkiezen, dan voor de volksvertegenwoordiger die we kunnen verkiezen, zelfs onder de 'vrienden' tot wie de communicatie op Facebook striktgenomen beperkt is.

Niettemin zullen in navolging van Obama ook de Vlaamse politici zich via de nieuwe media trachten te manifesteren, en mag wie van ver of nabij betrokken is in de partijpolitiek eerstdaags vriendschapsverzoeken verwachten van de kandidaten, of tenminste uitnodigingen voor hun fan-pagina's. Dit in de hoop dat de openheid van het nieuwe medium deze manifestatie van sympathie zal propageren doorheen gans het sociale weefsel van het internet. Enkele kandidaten die u gemakkelijk op facebook kan op-googlen zijn Hilde Crevits, Dirk van Mechelen, Bart Caron, Kathleen van Brempt, Frank van Hecke, Derk Jan Eppink, ...

Hopelijk mispakken ze zich niet aan de vreemde mentaliteit der Vlamingen. Eén enkele 'vriend' die een houten plakkaat in zijn voortuin zet volstaat om duizenden voorbijgangers te bereiken, maar op Facebook staat dat plakkaat in de woonkamer, en heb je dus heel veel volk nodig dat zich als 'vriend-van' wil identificeren, om hetzelfde bereik te hebben. Benieuwd of dat gaat lukken.

VM