woensdag 23 september 2009

Brussel loslaten?

De oproep van Frans Crols om Vlaanderens onafhankelijkheid uit te roepen met achterlating van Brussel, veroorzaakte een kortstondige wind in de media. Die is inmiddels alweer gaan liggen. Het feit heeft voor de hypocriete Vlaamse media zijn nieuwswaarde verloren. Toch blijft het niettemin levensgroot schijnen over de strategische kamers in Vlaanderen.

De opvatting van Crols berust op een beoordelingsfout – gesteld natuurlijk dat hij zijn uitspraken niet heeft bedoeld om het afwezige debat weer op te rakelen. De gedachte is namelijk dat Brussel überhaupt kàn worden achtergelaten. Quod non!
Dat wordt duidelijk bij een vergelijking van Brussel met New York. Behalve de enorme verschillen tussen beide steden – Brussel is een dorp, vergeleken bij New York – is er ook één uiterst belangrijk punt van overeenkomst. Beide steden functioneren als etnische en taalkundige smeltovens. Wie in New York terecht komt, spreekt in de kortste keren Engels. Engels is de lingua franca van de sociologische entiteit die New York heet. Meteen wordt New York soms de grootste Engelstalige stad genoemd. Die kwalificatie is betwistbaar, want er leven zowat tweehonderd verschillende nationaliteiten in New York. Spreken die ook thuis allemaal Engels? Natuurlijk niet. Engels is slechts de voertaal in het openbare leven. Thuis klinkt een babelse verscheidenheid van talen op, afkomstig uit alle windstreken. Bij het bezoek van Willem Alexander en Maxima aan New York, onlangs, bleek die stad een grote kolonie Nederlanders te herbergen. Die had kennelijk haar eigen taal helemaal niet verleerd.

Hier verschijnt wat de moderne grote stad op vele plaatsen in de wereld is geworden: een amalgaam, waarin mensen van allerlei origine met elkaar leven en daartoe het gebruik van één bepaalde taal als modus operandi hebben aangenomen. Dit is het multiculturalisme van vandaag. Vele Vlamingen deinzen voor deze werkelijkheid terug. De waarheid is, dat grote steden tegenwoordig vrijwel allemaal multicultureel zijn geworden – de Japanse en Chinese misschien uitgezonderd. Hoewel ook daar de moderne tijd toeslaat.

In New York is het Engels de lingua franca. In Brussel vervult het Frans die functie. Maar voorts is ook Brussel zo’n typisch amalgaam, een zogeheten multiculturele stad, waarvan sommigen aan de linkerzijde lyrisch worden, al is het niet erg duidelijk of ook zij zelf wel goed in de gaten hebben waarover ze eigenlijk de lofzang zingen.

Op die manier blijkt de problematiek van de multiculturele maatschappij en de staatkundige toekomst van Brussel met elkaar verbonden. Wellicht is dàt de werkelijke verdienste van de tussenkomst van Crols. Want Vlamingen verdringen al te veel de multiculturele werkelijkheid van vandaag, in plaats van zich af te vragen hoe ze die zouden kunnen beheersen. Het is erg twijfelachtig dat een verstandig man als Crols zélf gelooft dat Brussel zomaar uit Vlaanderen kan worden losgesneden en dat de Vlamingen dan voortaan gerust en ongestoord onder elkaar kunnen voortleven. Zelfs met een muur errond, ligt Brussel daar te liggen en strekt zijn sociologische invloed ver uit over het omliggende platteland, dat we allemaal knus en gezellig Vlaams willen houden. Brussel is namelijk een levende entiteit. Ze verandert bij voortduring. Wetten lopen per definitie altijd de feiten achterna.

Alleen sociologische feiten kunnen de toekomst van Brussel beïnvloeden. Maar de wil om op een actieve wijze met het multiculturele Brussel aan de slag te gaan en er een toekomst voor uit te stippelen die Brussel binnen Vlaanderen brengt, ontbreekt te enenmale. Integendeel: de voorzitster van de grootste zich Vlaams noemende partij blijkt te lijden aan het struisvogelsyndroom. Want hoe kan er sprake zijn van een overtuigende Vlaamse politiek die de sociologische omstandigheden in Brussel ten gunste keert, als je zelfs niet eens bereid bent om een relatief eenvoudig probleem als de splitsing van het kies- en rechterlijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde democratisch – in het Parlement dus – op te lossen?

Nochtans is het niet moeilijk om gelijk enkele krijtlijnen voor zo’n politiek te trekken. Wie de sociologische omstandigheden in Brussel wil veranderen ten voordele van het Nederlands, moet, om te beginnen, zorgen voor zeer prestigieuze Nederlandstalige aanwezigheid in Brussel. Secundo moet men de ogen openen voor een àndere sociologische realiteit: de aanwezigheid van de Europese Unie in Brussel bevordert het Franstalige karakter van die stad. Toch blijven ook goedmenende Vlamingen pleiten voor het opheffen van de activiteiten van het Europese parlement in Straatsburg. Men moet toch inzien dat in het voetspoor van die Europese instellingen massa’s immigranten van allerlei slag Brussel binnendrijven. En omdat Brussel op zich territoriaal nu eenmaal uiterst beperkt is, zwermen die uit over het naburige Vlaams-Brabant. En omdat de sociologie in Brussel het Frans als voertaal heeft, deint ook die Franse taal over Vlaams-Brabant uit. Heeft de ‘muur’ van Frans Crols zodoende geen enkele zin, dan rijst nog meer en torenhoog het volslagen gebrek aan staatkundig-sociologisch denken bij die politieke groepen, die zichzelf een staatsdragende functie hebben toegeschreven.

Nochtans zijn de feiten levensgroot. Zodoende blijken sommige “grote leiders” in het zelfde bedje ziek als die mensen, die de multiculturele feiten niet onder ogen willen zien. Alleen: voor figuren die zichzelf staatslui willen noemen, gelden geen verontschuldigingen. Of, wat nog erger zou zijn en tegelijk kwaadaardiger: zijn die lui helemaal niet geïnteresseerd in de toekomst van Vlaanderen of het behoud van het Nederlands? Zodat het niet verwonderlijk is dat er van ‘vijf minuten politieke moed’ geen sprake is.

Jaak Peeters

zondag 13 september 2009

Hoofddoeken ?

Het Antwerpse stormpje over de hoofddoekenkwestie is weer wat gaan liggen. Niet voor lang denkelijk, maar de luwte geeft ons de tijd even te verwijlen bij de betekenis van deze discussie.
De ‘moslima’s’ die beweren op eigen gelegenheid voor het dragen van die hoofddoek te kiezen, houden vol dat die ze die keuze in volle vrijheid maken. Er zijn maar weinig mensen die zulks geloven. Als men de kranten moet geloven – maar wie gelooft die mensen? – zou een en ander te maken hebben met druk binnen de zogeheten moslimgemeenschap. Er zou druk op de jongedames druk uitgeoefend worden en die zouden daarvoor door de knieën gaan.
Dat moge dan in sommige gevallen min of meer waar zijn: men vergeet een paar andere, essentiële waarheden.

Het lijkt namelijk moeilijk te betwisten dat deze jonge vrouwen zichzelf willen manifesteren, op dezelfde manier als jonge vrouwen dat overal en altijd willen doen. Net als jongemannen trouwens, die daarvoor weliswaar andere methoden gebruiken. De vraag die oprijst is waarom jonge moslimvrouwen in het sterk geseculariseerde West-Europa – ook op dit gebied bestaat er geen Europese Unie – zichzelf zo nodig op een andere manier willen manifesteren als hun niet-islamitische sexe- en leeftijdsgenoten. Waarom lopen jonge moslimvrouwen niet rond met spijkerbroeken die in de lenden veel te laag zijn waardoor sommigen zich moeten scheren, dunne bloesjes die hun vormen nauwelijks bedekken en een opzichtige haartooi? Als jonge mensen die op de drempel van het leven staan – zeventien, achttien jaar is toch de drempel van het leven, zou men denken – zich afzetten tegenover “de maatschappij”, dan doen ze dat op een opzichtige manier. Dat is al altijd zo geweest. Dat is onder deze jongeren niet anders. Waarom grijpen ze dan in hemelsnaam naar het hoofddoek, waarvan ze perfect weten dat precies dat hoofddoek een van de symbolen is van hun eigen achterstelling? Precies de achterstelling waartegen ze in opstand zouden moeten komen?

Naar te vrezen valt ligt de schuld van deze onbegrijpelijke keuze helemaal niet bij de druk vanuit de moslimwereld, waar precies daartegen zouden ze zich nu net met z’n allen en met succes kunnen verzetten. Ze zien toch ook wat er in het Afghanistan van de Taliban gebeurt? Men kan zich voorstellen dat ze, onder elkaar op de speelplaats van een Atheneum in Antwerpen waar ‘neutraal’ onderwijs wordt gegeven, voldoende steun bij elkaar vinden.

Kennelijk zetten deze jongeren zich af tegen de maatschappij zoals deze zich aan hen toont, en gebruiken ze daarbij die symbolen waarvan ze kunnen vermoeden dat deze symbolen die maatschappij tegen de borst zullen stoten. Anders werkt het protest niet.

Daaruit valt maar één conclusie te trekken: er is geen sprake van integratie en nog minder van assimilatie. Want als islamitische religieuze symbolen geschikt zijn om te dienen als katalysator van de het universele jongerenverzet tegen de maatschappij, wil dat zeggen dat die symbolen in hun leefwereld niet echt tot die vermaledijde maatschappij behoren. De Islam, zo blijkt dus, staat buiten de maatschappij. Meer zelfs: hij staat daar niet alleen buiten, hij staat er enigszins tegenover. Daardoor worden de islamitische symbolen bij uitstek geschikt als middel op de maatschappij, waartegenover men zijn eigen identiteit wil bevestigen, te prikken.

Welnu: hier toont zich het fatale failliet van de illusies van de multiculturele maatschappij.
Jarenlang heeft een bepaald links de wederzijdse verdraagzaamheid gepredikt en deze verdraagzaamheid vorm gegeven door de schepping van een multiculturele maatschappij. Daardoor heeft datzelfde links de segregatie, dat het in Zuid-Afrika met zoveel gemeend of voorgewend afgrijzen had bestreden, zélf alvast in aanleg ingevoerd.

Ook dat links wist verdomd goed dat een samenleving slechts kan bestaan, als ze gedragen wordt door een samenhangende, min of meer coherente publieke cultuur. Een samenleving die uit verschillende culturen bestaat, valt per definitie uit elkaar. Een multiculturele maatschappij is niet coherent – als de woorden tenminste nog enige betekenis hebben.

Dat uit elkaar vallen maken wij nu mee. Vele van de jonge vrouwen die thans naar het hoofddoek grijpen zijn zelf geporteerd voor een verregaande vorm van emancipatie. Dat nu net deze vrouwen naar een van de symbolen van hun eigen onderdrukking grijpen, zou voor een bepaald soort links een alarmbel moeten doen luiden. Links heeft de moslims in West-Europa (en hen niet alleen) de impliciete boodschap gegeven dat ze zich niet hoefden aan te passen. Dat ze het recht hadden op het behoud van hun eigen cultuur, hoewel links zeer goed wist dat dit een contradictie is. Ze hebben de conservatieve krachten binnen de islamgroepen de argumenten in handen gespeeld om elke integratie af te weren. En ze verschaffen jonge vrouwen nu een verkeerd middel om zichzelf in de ontplooiing van hun generatie te manifesteren.

Het hoofddoekendebat gaat niet over hoofddoeken. Het gaat over integratie – natuurlijk. Maar het gaat vooral over het failliet van de linkse, multiculturele maatschappij.
Jaak Peeters