De Europese fetisj
Ik ben een eurocriticus. Meer zelfs : in ben een euroscepticus.
Een euroscepticus is iemand die geen of nauwelijks gelooft dat de Europese constructie, zoals die thans in de steigers staat, op de lange duur een goede zaak is voor het merendeel van de bewoners van Europa of voor de gemeenschappen – volkeren – in datzelfde werelddeel.
Zolang ik het al zie gebeuren klinkt er met betrekking tot Europa maar één slogan: “Meer Europa is goed; nationaal is oubollig en ouderwets en onefficiënt”. Europa kan alleen maar toenemen: meer bevoegdheden, meer gezag, meer macht, meer sturing. En altijd weer zijn het de nationale staten die de evolutie naar de toekomst tegenhouden en daardoor de oplossing van zovele problemen die ons allemaal aangaan in de weg staan.
Laat me vooraf zeggen dat ik het met die zogeheten nationale staten niet zo heb. De meeste van die staten zijn slechts het product van militair en/of dynastiek geweld of tenminste gekonkel en zijn bijgevolg geen knip voor de morele neus waard.
Maar als je de hele tijd om je oren geslagen wordt met de slagzinnen van hierboven, terwijl inmiddels zowat 85 % van de “regelgeving” ( een eufemisme voor regelneverij ) van Europese oorsprong is, dan gaan er toch wel belletjes rinkelen, zou ik zeggen? Er zijn Vlamingen die opkomen voor de politieke onafhankelijkheid van hun regio en ik denk vele redenen te hebben om hun streven bij te treden. Maar wat zal zo’n onafhankelijkheid voorstellen in een Europa waar zowat alles wat belangrijk is van bovenuit ( Europa noemt zichzelf namelijk “hoger” – deze gedachte verdient nadere uitwerking) wordt geregeld en gedecreteerd? Waarover zal Vlaanderen zich op eigen gezag nog kunnen beraden en daarover bovendien nog beslissingen nemen ook? Als ik Europa aan het werk zie, dan vrees ik dat zelfs de maten van de braadworstjes op de barbecues van Vlaanderen Europees zullen geregeld zijn. De barbecue-festijnen zelf worden nu al door allerlei Europese “regels” in patronen geperst.
Men hoort de gekste argumentaties. Alles is goed op Europa nog meer te promoten. Zo moet “het legertje” van De Crem het ontgelden. Dat zou namelijk niets voorstellen. Die constatering is natuurlijk correct, maar daaruit volgt nog helemaal niet dat als de verzameling Europese legertjes-die-niets-voorstellen tot één “macht” wordt gebundeld, daardoor gelijk een heus leger het licht ziet.
Ik vermoed namelijk dat de reden van de relatief grote nutteloosheid van het Belgische leger niet zozeer in zijn omvang is gelegen dan wel in het totale gebrek aan maatschappelijke motivatie om ook maar iets ernstigs voor defensie te ondernemen. De Joden in Israël zien dat volkomen anders. Om het simpel te zeggen: als de maatschappelijk dragende elite zo kortzichtig is ingesteld dat ze nauwelijks één procent van het bruto binnenlands product voor defensie over heeft, dan mag je van die defensie ook niet veel verwachten. De Amerikanen besteden ruim vier procent aan defensie. Als de staat België naar verhouding zou investeren in defensie, zou Pieter de Crem om meer dan vier keer zoveel geld beschikken. Reken maar dat je daarmee wel degelijk een efficiënte strijdmacht kunt opbouwen.
De Europese kretologie wordt in belangrijke mate gedragen door een heel vreemd principe: de gedachte namelijk dat wat groot is, tegelijk ook machtiger is en bijgevolg – er zou namelijk een logisch verband bestaan - beter geschikt om de problemen aan te pakken. Die gedachte is manifest fout. De stad Antwerpen werd niet voor niets in bestuurlijke districten verdeeld. De bedoelde gedachte komt voort uit de menselijke onmachtervaring die het spiegelbeeld is van de ervaring van de menselijke existentiële beperktheid.
Dat lijken moeilijke woorden. Ze willen gewoon zeggen dat mensen altijd weer ongerust naar de toekomst kijken. Ze hebben altijd weer de vrees dat de dingen hen zullen overweldigen en hen het leven zuur, zoniet onmogelijk zullen maken. Angst is één van de grootste motieven van politiek, maatschappelijk én van individueel gedrag. Als men angst kan delen, lijkt ze draaglijker en bovendien schijnen de gevaren beter beheersbaar als men ze samen te lijf gaat. Maar dat is psychologie: geen werkelijkheid.
Ik denk dat dit de diepe ondergrond is van de haast eeuwige roep naar méér Europa. Europa wordt zodoende een fetisj, een voor ons vooruit geworpen instrument om onze angsten te stillen. De omvang van Europa is zo immens, dat de indruk van haast grenzeloze macht zich opdringt. Dat is precies wat zo velen onder ons nodig hebben.
Tot op zekere hoogte dringt zich de vergelijking met het kolonialisme op. De Europese staten bouwden in de vorige eeuwen vaak gigantische koloniale rijken op. In de boeken leest men dan dat deze imperia de bedoeling hadden om grote markten te scheppen en de grondstoffentoevoer veilig te stellen. Economische overwegingen dus. Maar wat wordt hiermee eigenlijk gezegd? Niets anders dan dat de koloniale rijken middelen waren om de onzekerheid om de toekomst te verminderen. Ze waren methoden om met de eigen onrust, de eigen angsten om te gaan.
Europa is, naar ik vermoed, een vergelijkbare operatie.
Het ergerlijke is dat daarmee veel te ver wordt doorgeschoten in een eurocentralistische richting. De kredietcrisis doet om meer Europa roepen. De wereldwijde migraties doen om meer Europa roepen. De milieuproblemen zouden om meer Europa schreeuwen. Steeds meer Europa.
En de individuele verantwoordelijkheid? En de verantwoordelijkheid van gemeenschappen? Weggeveegd door een allesoverstemmend Europa?
Laten we wel wezen: zelfs de kredietcrisis is niet verstaanbaar zonder naar het individuele gedrag van Jan Modaal te kijken. Als die zonodig zijn geld massaal van de bank wil halen, dan gaat die bank onvermijdelijk over klop. En als diezelfde Jan Modaal wat spaarcenten in Fortis-aandelen stopt, waarom denkt hij er dan niet bij dat hij dus ook naar de vergadering van de aandeelhouders zou moeten gaan? Maar neen hoor: Jan Modaal stopt wat geld in een commerciële organisatie waarvan hij nauwelijks een analyse heeft gemaakt en wacht vervolgens werkeloos af tot hij zijn intresten kan opstrijken. Als gehaaide speculanten hem dan ongenood het gras voor de voeten maaien, rent hij in paniek naar de bank om zijn aandeeltjes in klinkende munt om te zetten, zodoende precies doende wat die gehaaide speculanten wilden: in prijs gekelderde aandelen opkopen.
En waarom zou Montenegro zijn eigen immigratiebeleid niet mogen voeren en moeten de immigratieregels over heel Europa dezelfde zijn? Om ongewenste verplaatsingen te voorkomen zult U zeggen? Maar die ongewenste verplaatsingen worden mogelijk gemaakt door het instellen van een Europese unie, die zonodig honderdprocentig vrij verkeer van goederen en personen decreteert. Maar is die totale vrijheid echt nodig? Je kunt in deze geïnformatiseerde tijd toch goederen- en personenverkeer organiseren, zonder daarvoor élke controle op te moeten geven? Meer zelfs: is één munt echt nodig? Volstaat een slangsysteem niet om speculanten het leven lastig te maken? Maar neen: je mag de “verworvenheden” niet in vraag stellen. Dat vrij verkeer is namelijk “een verworvenheid”.
Ziezo: de Europese fetisj staat er.
Een fetisj is, strikt genomen, een levenloos voorwerp waarvoor men een speciale verering koestert. Het is grappig om deze betekenis even toe te passen op Europa. Want zo’n fetisj is ook onaantastbaar. Hij is heilig. Hij verwijst naar het transcendentale. Naar krachten die de mens te boven gaan en die hem beheersen, in plaats van omgekeerd.
Waarmee we terug belanden bij ons uitgangspunt.
Maar een fetisj werkt maar zolang de gelovigen erin willen geloven.
Wat Europa betreft: dat wordt steeds lastiger.
De Amerikaanse arbeidminister onder Clinton, Reich, schreef ooit dat Amerika worstelt met het probleem dat zijn economische intelligentsia niet langer solidair dreigt te zijn met de minder gegoeden in Amerika. Amerika is een hecht land, met een diepe nationalistische inslag. De gemiddelde Amerikaan vindt het doodnormaal om elke dag de vlag te groeten. Hij is patriot.
Het zal nog vele, vele generaties duren alvorens zoiets zich in de Europese superstaat, waarvan zovelen dromen, zal voordoen. Als het al ooit zal gebeuren.
Want de problemen die op ons afkomen zijn problemen die ook Europa en overigens ook Amerika te boven gaan. De informatietechnologie brengt met zich dat kapitalen van de ene dag op de andere naar de andere kant van de wereldbol verhuizen. Delocalisaties doen zich niet op continentale schaal, maar op mundiale schaal voor. Migraties volgen. En het milieu – hoeft het nog echt gezegd? – is een mundiaal probleem, net als de veiligheid, alsof Europa zich zou kunnen afsluiten als er toch een thermonucleaire apocalyps losbarst…
De Amerikaanse journalist Robert Kagan schrijft dat de Amerikanen zich nauwelijks aan de internationale regels gelegen laten, omdat zij zich dat kunnen permitteren. Europa, waarvan de macht en de invloed tanend is en dat alleen nog maar met spijtige heimwee aan zijn koloniaal verleden kan terugdenken, wil zijn onmacht compenseren door een grotere invloed aan de internationale regelgeving toe te kennen.
Die analyse is natuurlijk juist, wat dat is slechts de uitdrukking van een universeel principe: wie zich sterk genoeg voelt, probeert het op eigen krachten. Maar het is zelfs voor de allergrootste staten steeds lastiger om dit eigengereid gedrag vol te houden. Ik verwijs maar even naar wat ik over Reich zegde. Ook Amerika moet grondstoffen invoeren. Het gedraagt zich vooralsnog op een vergelijkbare wijze als de Europese koloniale mogendheden. Evenwel wordt ook de Amerikaanse macht aangevreten door mundiale ontwikkelingen. Ook de Amerikanen rukken zich de haren uit het hoofd bij de illegale immigratie van miljoenen Hispano’s. Ook de Amerikanen moeten hun onmacht bekennen in de strijd tegen de Colombiaanse drugsmaffia. En ook Amerika was niet bij machte om een gigantische kredietcrisis te voorkomen…. En ook de individuele Amerikaanse hoogopgeleide burger draagt de verantwoordelijkheid voor de gemeenschap die hem opleidde. Ook van de individuele Amerikaanse belegger mag meer gemeenschapszin worden verwacht. Kortom: ook in het in schijn zo machtige Amerika moet de individuele verantwoordelijkheid nodig worden bijgespijkerd. De Tocqueville zegde het honderd jaar geleden al.
En toch, ondanks alles, woelt de idee van de Europese fetisj kritiekloos voort. Steeds meer Europa, want Europa: daar komen alle oplossingen vandaan.
Als we eens wat minder met de Europese fetisj zouden bezig zijn en wat meer met onze eigen verantwoordelijkheid? En als we eens wat zindelijker zouden omspringen met begrippen zoals subsidiariteit? Dat laatste betekent namelijk niet dat de problemen moet opgelost worden “op het meest geschikte niveau”, want daarmee verhinder je het Europese centralisme niet. Ik hoop dat ik alvast dat heb kunnen duidelijk maken. Subsidiariteit heeft op de eerste plaats vandoen met verantwoordelijkheid. Het heeft vandoen met menselijke waardigheid. Het is niet alleen een politiek, maar ook een ethisch principe. Dat alles moet gedragen worden door menselijke personen. En door gemeenschappen, die uit herkenbare menselijke personen bestaan. Dààr moet zich het centrum van de macht bevinden. Niet in een ongrijpbaar Europees sanhedrin. Velen hebben niet in de gaten dat subsidiariteit meer dan gemiddelde affiniteit heeft met de katholieke sociale leer. Die roept ieder menselijk persoon op tot individuele verantwoordelijkheidszin.
Neen.
Ik houd niet van die Europese fetisj. Niet alleen omdat ik niet geloof in zijn alleszaligmakendheid. Maar nog meer omdat die fetisj alle menselijke individuele en groepsmatige verantwoordelijkheid dreigt te verpletteren.
Jaak Peeters – november 2008
zaterdag 8 november 2008
Abonneren op:
Posts (Atom)