De volkskracht, zoals ik die omschreven heb, namelijk als het voortbrengen van toch maar weer kinderen ondanks alle onprettige vooruitzichten en als het vermogen om toch telkens weer recht te veren en de strijd aan te binden, is vooreerst het gevolg van de Islamitische gewoonte om meisjes zo jong mogelijk te doen trouwen en ‘op te zadelen’ met een hele sliert kinderen. Het gevolg van dat laatste is, vanzelfsprekend, dat vrouwen op geen enkele manier in het openbare leven aan de bak kunnen komen, want ze zitten aan hun huishouden vastgekluisterd. Overigens worden ze teruggejaagd naar hun huishouden als ze zich aan hun huishoudelijke plichten zoals mannen die opvatten onttrekken.
Aan de andere kant legt de Islam tegelijk de man de verplichting op om de eer van de familie, het vaderland, de Islam hoog te houden en in dergelijke primitieve samenlevingen gebeurt dit dan op een brutale, gewelddadige manier. Vanzelfsprekend wordt het strijdelement zodoende een centraal gegeven in de samenleving. De vrouw baart, de man strijdt, dat laatste op vele manieren. Populaire, nogal lapidaire samenvatting…
Er is dus terecht kritiek mogelijk op de volkskracht zoals de volken van het Midden-Oosten die tonen. Meteen is er al met al van enige vorm van Verlichting in de Moslimwereld op verre na geen sprake. Wie er wel mee begint, wordt van meetaf aan uitgestoten. Er zijn voorbeelden te over. Om derhalve dat beetje Verlichting vast te houden dat we in het Westen hebben verworven, moeten we ervoor zorgen dat deze primitieve (het woord werd bewust gekozen) Islamitische denkwijzen buitengaats worden gehouden. Onze houding kan dus niet anders zijn dan: ‘aanpassen of verhuizen’. En aanpassen betekent dan ook werkelijk: aanpassen. Niet thuis Arabisch spreken en in het Atheneum van Antwerpen het dragen van hoofddoeken gaan eisen. Aanpassen betekent: beseffen dat Vlaanderen westers is en dat wenst te blijven. Wie zich hier wil vestigen moet dus mee in die richting en in geen andere. Het is samen pompen of samen verzuipen. De toekomst is voortaan gemeenschappelijk. Zoniet moet men een retourkaartje kopen, enkele reis.
Komt dit neer op assimilatie? Ja. Zonder twijfel. En ik hecht eraan om dit, tegen al het modische multiculturele woordmisbruik in, te beklemtonen. Assimilatie is heel duidelijk. Op den duur verdwijnt het Moslimelement zodanig, dat het grotendeels onherkenbaar is geworden, of tenminste niet langer vergelijkbaar met wat we zien in het Midden-Oosten. Ook al zal het puur westerse op zich zeer zeker door de opneming van Islamitische elementen beïnvloed worden. Want het is een volstrekte illusie dat Europa kan blijven wat het is, na het opnemen van massa’s Islamitische immigranten, zelfs al gebeurt dat in de meest optimale omstandigheden. Daarover bestaan grondige en recente studies. Niettemin moet de Islam zoals we die nu kennen als relevante aparte en militant-missionaire maatschappelijke stroming op den duur ophouden te bestaan. De Islam als godsdienst kan alleen overleven als hij sterk gerelativeerd wordt, dit is: een onderdeel van de puur particuliere wereldbeschouwing van een deel van de bevolking is geworden.
Het alternatief is de sharia, en vermits die geen enkele Verlichting in zich draagt, zou zulks ook het einde van de westerse Verlichting betekenen. In deze situatie blijft de christelijke godsdienstige praktijk ook numeriek veel sterker dan de Islamitische. Beide leringen horen echter thuis in de persoonlijke levenssfeer.
Het is duidelijk dat dit laatste een heikel punt is. Elke godsdienst beweert antwoorden te geven op de grote vragen van het leven en de beslissende, voor het leven relevante gedragswijzen voor te schrijven. De gelovige staat dan telkens voor de uitzonderlijk moeilijke opdracht om te “schipperen” tussen de godsdienstige leringen die hij aanhangt en de maatschappelijk algemeen geldende gedragswijzen.
Welnu: precies op dit gebied, dus in het “schipperen”, vindt men volgens mij de ware Verlichting. Ik denk dus dat een verlicht leven voor een gelovige veel moeilijker is dan voor iemand die zich niet tot enige dogmatische lering bekent. Maar dat is een andere discussie. Een verlicht mens lijkt me in ieder geval een mens die in het leven met rede en verstand kan “schipperen”. Dit “schipperen” is niet: plantrekkerij, maar bestaat eruit telkenmale de meest evenwichtige keuze te maken. Dat kan inderdaad op bepaalde momenten de verplichting oproepen geweld te gebruiken.
Verlichting is dus niet zozeer een politieke toestand – hoewel die als omkaderende voorwaarde noodzakelijk is en de Verlichting historisch dat ook is. Verlichting is een zijnswijze, een gedragswijze en dito houding, net zoals democratie er een is. Op deze manier opgevat, is Verlichting zo oud als mensen filosoferen en denken. Een individu is verlicht, dat wil zeggen: het licht van een redelijke wijsheid – een woord dat te veel in onbruik is geraakt door ons rechnende Denken – moet te allen tijde de gedachten van het individu beschijnen. De Verlichting zit in onze geesten. Ze zweeft niet rond, ergens in de lucht, als een geest of zoals de muze. Dat geldt zelfs al voor de uitsluitend politiek opgevatte Verlichting.
Op deze manier geformuleerd is Verlichting voor een bijzonder kleine minderheid weggelegd. Je moet een kei zijn, als je bij machte bent om op haast elk moment evenwichtig te schipperen. Daarom moet de Verlichting begeleid worden door een leidend principe. In mijn visie is dat: een esthetische zienswijze. Die kenmerkt zich door respect voor wat is, respect voor de intrinsieke waarde van wat zich aandient. Een welbegrepen ecologie kan een aanzet in die richting vormen.
De historische Verlichting van de achttiende eeuw voldoet aan deze eis niet. De Franse Revolutie was brutaal, onverdraagzaam, gebaseerd op de gevoelens van een getraumatiseerde massa. Ze werd door sommigen voorzien van het predikaat “satanisch”. Dat lijkt me sterk overdreven, maar de toestanden die tot de uitbarstingen aanleiding hebben gegeven, stonden het ontstaan van een ware geestelijke Verlichting in ieder geval in de weg.
Volgens het principe dat geweld altijd tegengeweld oproept, en dus trauma’s de oorzaak van nieuwe trauma’s zijn, werd de verdere historische afwikkeling van onze geschiedenis gekenmerkt door een politieke en maatschappelijke strijd, maar ze ging grotendeels voorbij aan wat echt op de agenda stond: de Verlichting van de geest – de Kantiaanse Verlichting, zeg maar, ook al kende ook Kant de betekenis van de politieke Verlichting onder Frederik maar al te goed.
Zo komen we uit op een hedendaagse, eenentwintigste-eeuwse westerse beschaving die een eenzijdige vorm van politiek-maatschappelijke Verlichting heeft geïmplementeerd. Omdat de echte geestelijke Verlichting te veel ontbreekt, ontbreekt ook de zelfkritiek die nodig is bij elke evenwichtsoefening en dus nodig is om een samenleving te vormen, waarin verschillende strekkingen al dan niet harmonieus kunnen samenleven. Een samenleving heeft echter behoefte aan een leidend beginsel, want anders fractioneert ze volledig. We hebben in het Westen dat leidend beginsel gezocht en gevonden in een egoïstisch materialisme. Egoïstisch, omdat dit zweemt naar Verlichting en materialistisch, omdat dit weergeeft dat we afstand nemen van een Kerk die het eeuwenlang voor het zeggen had en we het recht opeisen om ons eigen voordeel na te jagen.
Mijn stelling luidt dat dit alles een hoogst onsmakelijk mengsel vormt. Als een dergelijke beschaving opbotst tegen een veel primitievere Islamitische maatschappij, die de scrupules van zelfs een halve Verlichting helemaal niet kent en er dus ongehinderd op los kan slaan, moet zij het pleit verliezen. Alles wijst erop dat het Westen zich steeds meer vastbijt in zijn egoïstisch materialisme, ook omdat dit nu juist het meest opvallende uiterlijke teken is van zijn vermeende superioriteit tegenover de Islam. Vervolgens produceert het Westen een vreemd mengsel van diepe angst voor de Islam, vermeende grootmoedigheid en voorgewend universalisme. Terwijl aldus de westerling verweekt of verwijft – althans de meerderheid –, wordt hij aan de andere kant door een uiterst curieuze wetgeving tot zwijgen gedwongen en daardoor nog meer in zijn materialisme – zijn cocon – gedrukt en verliest hij de weerbaarheid en de strijdlust die minder scrupuleuze culturen dan weer te overvloedig bezitten.
Als er één positief element kan verborgen zitten in de massale – veel te massale, naar valt te vrezen – immigratie van Islamieten in onze cultuur, dan moet dat gezocht worden in de kans, dat hun strijdbaarheid aanstekelijk werkt. Als tegenprestatie moeten zij dan meegaan op de weg naar een ware en volledige geestelijke Verlichting. Die weg kunnen ze samen met de autochtonen afleggen.
Alleen zal dat een aartsmoeilijke weg zijn, zelfs voor autochtonen.
Ik zie met de beste wil van de wereld geen andere verteerbare toekomst voor onze landen. Alle andere wegen leiden, dunkt me, of naar Canossa of naar de met militaire middelen doorgevoerde reconquista.
Men kieze zelf.