woensdag 19 augustus 2009

Canossa of Reconquista?

De stelling dat de Midden-Oostelijke culturen strijdvaardiger en levenskrachtiger zijn dan de verweekte westerse, roept reacties op die niet onbeantwoord mogen blijven, al was het maar omdat het noodzakelijk is in deze moeilijke en kritieke materie een juiste, evenwichtige weg te vinden. De reacties beklemtonen dat de volkskracht van de Midden-Oostenvolken, zoals wij die percipiëren, het gevolg is van perverse onderdrukkingsmechanismen en niet van enige vorm van Moslimverlichting. Deze kritiek is, naar ik vrees, een schot in de roos, maar ze verandert niets aan de grond van de zaak, dat namelijk ‘ons’ Westen verweekt is en de Midden-Oostenaren krachtig en strijdlustig.

De volkskracht, zoals ik die omschreven heb, namelijk als het voortbrengen van toch maar weer kinderen ondanks alle onprettige vooruitzichten en als het vermogen om toch telkens weer recht te veren en de strijd aan te binden, is vooreerst het gevolg van de Islamitische gewoonte om meisjes zo jong mogelijk te doen trouwen en ‘op te zadelen’ met een hele sliert kinderen. Het gevolg van dat laatste is, vanzelfsprekend, dat vrouwen op geen enkele manier in het openbare leven aan de bak kunnen komen, want ze zitten aan hun huishouden vastgekluisterd. Overigens worden ze teruggejaagd naar hun huishouden als ze zich aan hun huishoudelijke plichten zoals mannen die opvatten onttrekken.


Aan de andere kant legt de Islam tegelijk de man de verplichting op om de eer van de familie, het vaderland, de Islam hoog te houden en in dergelijke primitieve samenlevingen gebeurt dit dan op een brutale, gewelddadige manier. Vanzelfsprekend wordt het strijdelement zodoende een centraal gegeven in de samenleving. De vrouw baart, de man strijdt, dat laatste op vele manieren. Populaire, nogal lapidaire samenvatting…

Er is dus terecht kritiek mogelijk op de volkskracht zoals de volken van het Midden-Oosten die tonen. Meteen is er al met al van enige vorm van Verlichting in de Moslimwereld op verre na geen sprake. Wie er wel mee begint, wordt van meetaf aan uitgestoten. Er zijn voorbeelden te over. Om derhalve dat beetje Verlichting vast te houden dat we in het Westen hebben verworven, moeten we ervoor zorgen dat deze primitieve (het woord werd bewust gekozen) Islamitische denkwijzen buitengaats worden gehouden. Onze houding kan dus niet anders zijn dan: ‘aanpassen of verhuizen’. En aanpassen betekent dan ook werkelijk: aanpassen. Niet thuis Arabisch spreken en in het Atheneum van Antwerpen het dragen van hoofddoeken gaan eisen. Aanpassen betekent: beseffen dat Vlaanderen westers is en dat wenst te blijven. Wie zich hier wil vestigen moet dus mee in die richting en in geen andere. Het is samen pompen of samen verzuipen. De toekomst is voortaan gemeenschappelijk. Zoniet moet men een retourkaartje kopen, enkele reis.

Komt dit neer op assimilatie? Ja. Zonder twijfel. En ik hecht eraan om dit, tegen al het modische multiculturele woordmisbruik in, te beklemtonen. Assimilatie is heel duidelijk. Op den duur verdwijnt het Moslimelement zodanig, dat het grotendeels onherkenbaar is geworden, of tenminste niet langer vergelijkbaar met wat we zien in het Midden-Oosten. Ook al zal het puur westerse op zich zeer zeker door de opneming van Islamitische elementen beïnvloed worden. Want het is een volstrekte illusie dat Europa kan blijven wat het is, na het opnemen van massa’s Islamitische immigranten, zelfs al gebeurt dat in de meest optimale omstandigheden. Daarover bestaan grondige en recente studies. Niettemin moet de Islam zoals we die nu kennen als relevante aparte en militant-missionaire maatschappelijke stroming op den duur ophouden te bestaan. De Islam als godsdienst kan alleen overleven als hij sterk gerelativeerd wordt, dit is: een onderdeel van de puur particuliere wereldbeschouwing van een deel van de bevolking is geworden.

Het alternatief is de sharia, en vermits die geen enkele Verlichting in zich draagt, zou zulks ook het einde van de westerse Verlichting betekenen. In deze situatie blijft de christelijke godsdienstige praktijk ook numeriek veel sterker dan de Islamitische. Beide leringen horen echter thuis in de persoonlijke levenssfeer.

Het is duidelijk dat dit laatste een heikel punt is. Elke godsdienst beweert antwoorden te geven op de grote vragen van het leven en de beslissende, voor het leven relevante gedragswijzen voor te schrijven. De gelovige staat dan telkens voor de uitzonderlijk moeilijke opdracht om te “schipperen” tussen de godsdienstige leringen die hij aanhangt en de maatschappelijk algemeen geldende gedragswijzen.

Welnu: precies op dit gebied, dus in het “schipperen”, vindt men volgens mij de ware Verlichting. Ik denk dus dat een verlicht leven voor een gelovige veel moeilijker is dan voor iemand die zich niet tot enige dogmatische lering bekent. Maar dat is een andere discussie. Een verlicht mens lijkt me in ieder geval een mens die in het leven met rede en verstand kan “schipperen”. Dit “schipperen” is niet: plantrekkerij, maar bestaat eruit telkenmale de meest evenwichtige keuze te maken. Dat kan inderdaad op bepaalde momenten de verplichting oproepen geweld te gebruiken.

Verlichting is dus niet zozeer een politieke toestand – hoewel die als omkaderende voorwaarde noodzakelijk is en de Verlichting historisch dat ook is. Verlichting is een zijnswijze, een gedragswijze en dito houding, net zoals democratie er een is. Op deze manier opgevat, is Verlichting zo oud als mensen filosoferen en denken. Een individu is verlicht, dat wil zeggen: het licht van een redelijke wijsheid – een woord dat te veel in onbruik is geraakt door ons rechnende Denken – moet te allen tijde de gedachten van het individu beschijnen. De Verlichting zit in onze geesten. Ze zweeft niet rond, ergens in de lucht, als een geest of zoals de muze. Dat geldt zelfs al voor de uitsluitend politiek opgevatte Verlichting.

Op deze manier geformuleerd is Verlichting voor een bijzonder kleine minderheid weggelegd. Je moet een kei zijn, als je bij machte bent om op haast elk moment evenwichtig te schipperen. Daarom moet de Verlichting begeleid worden door een leidend principe. In mijn visie is dat: een esthetische zienswijze. Die kenmerkt zich door respect voor wat is, respect voor de intrinsieke waarde van wat zich aandient. Een welbegrepen ecologie kan een aanzet in die richting vormen.

De historische Verlichting van de achttiende eeuw voldoet aan deze eis niet. De Franse Revolutie was brutaal, onverdraagzaam, gebaseerd op de gevoelens van een getraumatiseerde massa. Ze werd door sommigen voorzien van het predikaat “satanisch”. Dat lijkt me sterk overdreven, maar de toestanden die tot de uitbarstingen aanleiding hebben gegeven, stonden het ontstaan van een ware geestelijke Verlichting in ieder geval in de weg.

Volgens het principe dat geweld altijd tegengeweld oproept, en dus trauma’s de oorzaak van nieuwe trauma’s zijn, werd de verdere historische afwikkeling van onze geschiedenis gekenmerkt door een politieke en maatschappelijke strijd, maar ze ging grotendeels voorbij aan wat echt op de agenda stond: de Verlichting van de geest – de Kantiaanse Verlichting, zeg maar, ook al kende ook Kant de betekenis van de politieke Verlichting onder Frederik maar al te goed.
Zo komen we uit op een hedendaagse, eenentwintigste-eeuwse westerse beschaving die een eenzijdige vorm van politiek-maatschappelijke Verlichting heeft geïmplementeerd. Omdat de echte geestelijke Verlichting te veel ontbreekt, ontbreekt ook de zelfkritiek die nodig is bij elke evenwichtsoefening en dus nodig is om een samenleving te vormen, waarin verschillende strekkingen al dan niet harmonieus kunnen samenleven. Een samenleving heeft echter behoefte aan een leidend beginsel, want anders fractioneert ze volledig. We hebben in het Westen dat leidend beginsel gezocht en gevonden in een egoïstisch materialisme. Egoïstisch, omdat dit zweemt naar Verlichting en materialistisch, omdat dit weergeeft dat we afstand nemen van een Kerk die het eeuwenlang voor het zeggen had en we het recht opeisen om ons eigen voordeel na te jagen.

Mijn stelling luidt dat dit alles een hoogst onsmakelijk mengsel vormt. Als een dergelijke beschaving opbotst tegen een veel primitievere Islamitische maatschappij, die de scrupules van zelfs een halve Verlichting helemaal niet kent en er dus ongehinderd op los kan slaan, moet zij het pleit verliezen. Alles wijst erop dat het Westen zich steeds meer vastbijt in zijn egoïstisch materialisme, ook omdat dit nu juist het meest opvallende uiterlijke teken is van zijn vermeende superioriteit tegenover de Islam. Vervolgens produceert het Westen een vreemd mengsel van diepe angst voor de Islam, vermeende grootmoedigheid en voorgewend universalisme. Terwijl aldus de westerling verweekt of verwijft – althans de meerderheid –, wordt hij aan de andere kant door een uiterst curieuze wetgeving tot zwijgen gedwongen en daardoor nog meer in zijn materialisme – zijn cocon – gedrukt en verliest hij de weerbaarheid en de strijdlust die minder scrupuleuze culturen dan weer te overvloedig bezitten.

Als er één positief element kan verborgen zitten in de massale – veel te massale, naar valt te vrezen – immigratie van Islamieten in onze cultuur, dan moet dat gezocht worden in de kans, dat hun strijdbaarheid aanstekelijk werkt. Als tegenprestatie moeten zij dan meegaan op de weg naar een ware en volledige geestelijke Verlichting. Die weg kunnen ze samen met de autochtonen afleggen.

Alleen zal dat een aartsmoeilijke weg zijn, zelfs voor autochtonen.
Ik zie met de beste wil van de wereld geen andere verteerbare toekomst voor onze landen. Alle andere wegen leiden, dunkt me, of naar Canossa of naar de met militaire middelen doorgevoerde reconquista.

Men kieze zelf.

Jaak Peeters

dinsdag 18 augustus 2009

Een tanende beschaving?

Vakantietijd is de tijd om het soort boeken te lezen, dat je anders opzij legt. Omdat ze te dik zijn, bijvoorbeeld. De grote beschavingsoorlog van de Britse journalist Robert Fisk is er zo eentje. Het is een kanjer: bijna twee kilo zwaar en ruim veertienhonderd bladzijden lang. Neen: niet vol illustraties en tekeningen. Zo krijg je namelijk al snel wat bladzijden bij elkaar. Het boek van Fisk is vrijwel uitsluitend tekst, op wat schaarse landkaarten na.

De man moet er lang aan gewerkt hebben. Hoewel. Wie zijn wedervaren als oorlogscorrespondent neerschrijft, herinnert zich daarbij de momenten dat hem de kogels in de meest letterlijke zin rond de oren floten. Fisk beschrijft zo’n gebeurtenis. Hij voegt er meteen een zeer wijze beschouwing aan toe. Wij, westerlingen, die geen oorlog hebben gekend tenzij van horen zeggen en uit films, voelen de realiteitswaarde van de gruwelijkheid die oorlog is niet meer aan. Fisk wijst erop dat het wel even duurt voor die realiteitswaarde van zo’n militaire moordpartij begint door te dringen. Oorlog is doden! Niets anders. Zoveel mogelijk mensen kapotmaken. Het maakt niet uit hoe, als ze maar dood zijn. Het is écht, wie gedood werd verdwijnt voorgoed uit het bestaan. Westerlingen schijnen vaak te denken dat oorlog iets is als een Hollywoodprent in het groot. Een soort weggelopen film. Daarin vallen ze ook als vliegen, om vervolgens, als de opname voorbij is, samen weer naar huis te wandelen. Maar oorlog is geen Hollywood: het is echt. Wie dat aan den lijve heeft ondervonden, wie de kogels werkelijk om de oren heeft weten fluiten, zal geen moeite hebben deze indringende belevingen nadien te vertellen.

Het verbaast me niks dat Fisk 1.400 bladzijden nodig had om de stoom af te blazen. Bij dat ‘doden’ maken de meeste westerlingen zich bovendien nog verkeerde voorstellingen. In een oorlogsfilm zie je weliswaar soldaten vallen, neergeschoten of door bommen en granaten omhooggesmeten of neergeworpen in een roes van neerdwarrelend stof. Maar ook dat is niet de realiteit. Die is namelijk veel rauwer. Doden in een oorlog betekent: kapotgereten lichamen, bloedspatten overal, hersenen die uit de schedel werden geslagen, de hand van een gedode kameraad oprapen, zijn afgeschoten hoofd voor je zien voorbijrollen, de ogen wijdopengesperd van de angst. Oorlog betekent rondslingerende, nog warme darmen, krijsen, schreeuwen, brullen, reutelen. Het zijn ontploffingen die het gehoor meteen voorgoed beschadigen. Het gefluit van de overvliegende projectielen. Het huilen van de motoren van laagvliegende jets. Het gedaver van voorbijrollende tanks. Oorlog is gifgas, bacteriologische bommen die doen kokhalzen, de buiken doen opzwellen in een orgie van helse pijnen tot de verlossende dood erop volgt.

Dat is ‘doden’ in een oorlog. Kapotmaken. Vermassacreren. Afslachten. Ik herinner me het moment dat men besloot de promovendi van de militaire academie in Brussel een universitaire titel toe te kennen. Voortaan zouden ze de titel van ‘licentiaat in de humane wetenschappen’ voeren. Humane wetenschappen? Ik zou veeleer zeggen: INhumane wetenschappen!

Als ik dat allemaal zo bedenk, kan ik alleen maar akkoord gaan met hen, die er zowat alles voor over hebben om te voorkomen dat er nog ooit een oorlog uitbreekt. Montaigne had gelijk. Mensen zijn wreedaardige dieren. Het is verschrikkelijk.

En toch. Er is iets dat me dwarszit. Als ik terugdenk aan het monumentale geschrift van Fisk, dan valt me vooral op hoe de Moslimbeschaving leugen, list, bedrog, omkoperij, corruptie, geweld en onderdrukking als normale politieke actiemiddelen opvat. Je kunt daarover eindeloze beschouwingen uitwerken. Over ‘achterlijkheid’ en zo van die dingen. Ik weet niet of een vergelijking met het ‘ontwikkelde’ westen zoveel verschil op zou leveren.

Maar daarover wil ik het niet hebben. Overigens vervallen we op die manier, naar ik vrees, al snel in gemeenplaatsen. Het gaat erom dat de volkeren van het Midden-Oosten in een gewelddadige wereld leven. Neem nu de Koerden: zij worden in Turkije vervolgd en in Irak werden ze door Sadam Hoessein vergast. En toch blijven die Koerden doorvechten. Zij blijven ijveren voor de vrijheid van hun volk. Dàt is het punt. Dat is het ongelooflijke, het voor verweekte westerse geesten ondenkbare. Ze gaan door, ondanks alles. Denk maar niet dat al dat moorden, branden en verkrachten de mensen uit dat gebied ertoe brengt dan maar géén kinderen meer op de wereld te zetten opdat die toch al die miserie niet zouden moeten meemaken. Zoiets hoor je vrijwel dagelijks om je heen.

Maar niets daarvan! Die volkeren blijven maar kinderen op de wereld zetten. Alsof ze denken dat als er maar genoeg kinderen zijn, er altijd wel voldoende zullen overblijven. Dàt is het, wat mij opvalt.

Ik sta in bewondering voor deze houding. Ze getuigt van een enorme levenswil, van een onblusbare levenskracht, van de felle wil om voort te bestaan en de moeilijkheden te overwinnen, hoe groot die ook zijn mogen. Ze getuigt ook van een diep-sociale zin. “Misschien zullen MIJN kinderen het niet overleven, maar dan toch wel de jouwe!” Want het zijn tenslotte toch allemaal ‘kinderen van ons volk’ – zo schreef Anton Coolen het ooit. Jaja: ook bij ons bestond ooit diezelfde levenskracht.

Waar ze die diep-sociale zin vandaan halen, op welke manier en onder welke vorm ze die sociale zin tot uiting brengen, doet hier niet terzake: het gaat me om het blote feit dat die volkeren in het hopeloos instabiele Midden-Oosten getuigenis afleggen van een levenskracht waarvan wij, verwijfde westerlingen, alleen maar kunnen dromen – als we aan zoiets zelfs nog maar denken, natuurlijk.

Uit het boek van Fisk bulkt onweerstaanbaar die vitale levenswil van die volkeren. Elke bladzijde legt daarvan getuigenis af. Ze worden gegeseld en gemarteld – vaak letterlijk –, maar ze staan weer recht en zetten het leven voort. Plaats daar het Westen tegenover, dat niet eens bij machte is zichzelf biologisch in stand te houden. Europa kan zijn bevolking alleen maar op peil houden door mensen uit andere streken in te voeren. Teren op de biologische levenskracht van andere volkeren, noem ik het.

Ik weet niet wat ik daarover moet denken. De Verlichting die wij in Europa hebben gekend heeft een ‘knik’ in de geschiedenis van onze beschaving gebracht: ze bracht de politieke vrijheid van elk individu binnen bereik. Men zou hierover samen met Kant moeten juichen, want op zich is dat een uniek moment in het historische bestaan van de menselijke soort.

En toch juichen we niet. Velen zouden het liefst zelfs die Verlichting uitgommen, de klok terugdraaien – als dat te enenmale mogelijk zou zijn. Het is alsof we allemaal beseffen dat er een onsmakelijke keerzijde aan de medaille van de Verlichting vastzit. Want wie aan Verlichting en Moderniteit denkt, kan er niet omheen: je moet ook denken aan materialisme en aan egoïsme en vooral: aan de combinatie van deze twee, het materialistisch egoïsme. Vooral sinds de laatste oorlog. En denken aan de hypocrisie van onze tijd, die in eigen land ongeboren kinderen laat aborteren – en heus niet omdat ze mismaakt zijn – en intussen het geweten sust door miljarden door te sluizen naar vaak corrupte regimes en systemen in arme landen – die we eerst arm hebben helpen maken in de koloniale tijd en vervolgens door de EU die gesubsidieerde landbouwoverschotten op de locale markten dumpt en zo de lokale landbouw kapotmaakt – en tegelijk elke dissidente stem in eigen land voor inquisitoire rechtbanken te brengen.

Hoe dat alles maar mogelijk is, daarover wil ik hier geen uitspraken doen. Evenmin wens ik me uit te spreken over al die feiten en gebeurtenissen in het Midden-Oosten, noch over de terechte – naar mijn oordeel – overtuiging dat de Verlichting een waarlijk historische kans zou kunnen zijn. ‘Zou’. Want ze is niet af, ze is verre van af, die Verlichting. Het komt me zelfs voor dat de echte Verlichting nog moet beginnen. Maar ook dat is een andere discussie.

Intussen is er, wat er is. En dat is veel meer dan niets. Daarover gaat het dus niet. Waar het mij nu om gaat is het immense verschil tussen die levenskrachtige Midden-Oostenwereld van gepijnigde en getergde volkeren die ondanks alle geweld en al die gruwelijkheden, toch in het leven blijven geloven en dat Westen – voornamelijk Europa – dat zich wel schijnt uit te putten in een cynisch egoïstisch profitariaat van een après-nous-le-déluge-geest en elke vorm van collectieve levenswil schijnt opgegeven te hebben. En dat laatste nota bene, nadat het zélf de wellicht meest humane boodschap uit de menselijke geschiedenis voortbracht: de Verlichting, een boodschap haast waarvoor je warempel je leven zou geven. Wie de vergelijking maakt tussen dat letterlijke moordende leven in het Midden-Oosten en het gepamperde materialisme van Europa, ontkomt niet aan de pijnigende indruk dat die geroemde Westerse beschaving op haar laatste benen loopt.
Jaak Peeters

vrijdag 14 augustus 2009

Single

De eerste vraag die je moet beantwoorden op je belastingsbrief, betreft de gezinssamenstelling. De opties staan netjes in chronologische volgorde: eerst ongehuwd, dan gehuwd (of samenwonend) en tenslotte gescheiden. Blijkens de statistieken doet de tweede optie het niet zo goed meer. Oorzaak: meer mensen zetten de stap tot gezinsvorming niet, of op latere leeftijd en meer gezinnen ontbinden door scheiding. Mensen die deel uitmaken van een koppel, vormen nu een minderheid.


Die vaststelling noopte Yves Desmet ergens einde juli tot een meninkje in zijn krant (in komkommertijd weliswaar), waarin hij een belangrijke, schromelijk onderbelichte en mogelijk achtergestelde doelgroep onthulde: de 'singles'.

Desmet ziet dat er tal van (minderheids-)groepen zijn in de samenleving, die bijzondere aandacht genieten van de overheid, maar dat er voor de (meerderheids-)groep van de 'singles' nog geen speciale programma's en voordeelpakketten zijn uitgerold. Onrecht! Hij wil dringend ondersteunende maatregelen voor de specifieke noden van alleenstaanden.

Zo kan ik ook commentaartjes brouwen. Je zoekt een categorie mensen waarvan je meent dat ze een bepaalde gemeenschappelijke nood hebben, en klaagt de overheid aan dat ze niks doet, zonodig kracht bijgezet met het woordje 'discriminatie'. Een techniek die goed is voor een commentaartje voor elke dag van het jaar, als je wilt.

Waarom peilt Desmet niet naar de maatschappelijke betekenis van die evolutie naar single-schap? Waarom vraagt hij zich niet af hoe die evolutie tot stand komt? Waarom is het blijkbaar niet nodig zich af te vragen waar die evolutie heen zal leiden? Hoe relateert zich dit tot de waardepatronen waarmee ook een 'onafhankelijk' commentator de wereld beschouwt? Is het vanzelfsprekend dat een overheid ondersteunende programma's zou opzetten, zonder dat deze analyses zijn uitgevoerd? Of meent Desmet dat de taak van de overheid zich beperkt tot het lenigen van enkele oppervlakkige materiele behoeftes, en dat diepgaandere bezinning over de toestand en evolutie van de samenleving tijdverlies is? Waarom komt die oproep er trouwens nu pas? Er zijn immers altijd alleenstaanden geweest, met net dezelfde noden.

Ik gooi de verdachtmaking dan maar meteen op tafel: Desmet is niet zozeer bezorgd om het welzijn van de 'singles', wiens mensenrechten en basisbehoeftes echt niet in het gedrang zijn, maar zet gewoon een volgend stapje in de systematische afbraak van alles wat ooit de traditionele samenleving en haar hoeksteen, het gezin, heeft uitgemaakt. Democraat als hij is, stelt hij vast dat er een nieuwe meerderheid is ontstaan, die meteen ook de toon zal zetten in de nieuwe maatschappelijk orde.

Daarom heeft hij ook geen analyse nodig. Die zou immers alleen maar aan het licht brengen dat die nieuwe maatschappelijke grondtoon vals klinkt. Een "samenleving" is niet gediend met een meerderheid van "singles". Alle confortmaatregelen ten spijt, zal een maatschappij van "singles" ten onder gaan in een gebrek aan groeidynamiek en samenlevingszin, met rechtstreekse en nefaste effecten op welstand en welzijn van de volgende generatie(s).

Of is er een andere reden waarom Desmet -die slim genoeg is om dezelfde analyse te maken- geen bezorgdheid uit over het maatschappelijk effect van de waargenomen evolutie? Heeft hij het moeilijk een waarschuwing te communiceren? Vreest hij dat zijn lezerspubliek -singles zijn wellicht de grootste krantenlezers- het verkeerd zou oppakken? Wil hij de politici ook een pleziertje gunnen, die liever 'leuke dingen' doen voor 'singles' -klaar tegen de volgende kiesronde-, dan uit te zoeken hoe ze een ontsporende samenleving terug op de rails kunnen helpen, om ze van erger kwaad te behoeden? Dat laatste zou wellicht enkele onpopulaire maatregelen en ditto communicatie vergen...


Rond dezelfde periode vond in Amsterdam echter het World Congress of Families plaats. Die internationale bijeenkomst vond in De Morgen geen weerklank (vanzelfsprekend, want deze organisatie staat als conservatief gebrandmerkt), maar er werd wel de juiste, soms onaangename, analyse gemaakt.


Nederlands aartsbisschop mgr. Eijk, een van de sprekers op het congres, analyseerde de toestand als volgt: "The guiding principle of current Dutch family law – and of many other European countries – is relational, sexual and reproductive self-determination. Selfdetermination, however legitimate unto a certain extent, is never absolute. The human being is never living on his own, but always in relationships to other people and with his Creator. Essential for the human being is that he is a social being. That is why he can only do justice to himself if he does justice to others. [...] Recognition of the fundamental structures of human existence requires more than only recognition by positive law. The point is whether people recognize the basis of law or not. [...] The Universal Declaration of Human Rights also refers to what goes beyond law, i.e. what has to be respected by positive law in order that this be right and is really based on the truth concerning the value of the human person. Thus the Universal Declaration of Human Rights declares all members of the human family do have inalienable rights. Therefore human rights do not exist only because people grant these rights to other people, but because they are given within the fundamental structure of the human existence. Among inalienable human rights the Universal Declaration of Human Rights proclaimed by the General Assembly of the United Nations in 1948, enumerate the rights of the family."

Desmets visie is er duidelijk een van postief recht en als het aan hem ligt, wordt de wettenwedloop alleen maar versneld. Daarmee verliest de politiek meer en meer de werkelijke rechtvaardigheid uit het oog, de basis van het recht, de natuur van de mens en van de samenleving. Desmet zit in een doodlopend straatje. De dogma's van zijn geloof belemmeren hem de wereld te aanschouwen zoals hij werkelijk is.

Vic Mortelmans