De opvatting van Crols berust op een beoordelingsfout – gesteld natuurlijk dat hij zijn uitspraken niet heeft bedoeld om het afwezige debat weer op te rakelen. De gedachte is namelijk dat Brussel überhaupt kàn worden achtergelaten. Quod non!
Dat wordt duidelijk bij een vergelijking van Brussel met New York. Behalve de enorme verschillen tussen beide steden – Brussel is een dorp, vergeleken bij New York – is er ook één uiterst belangrijk punt van overeenkomst. Beide steden functioneren als etnische en taalkundige smeltovens. Wie in New York terecht komt, spreekt in de kortste keren Engels. Engels is de lingua franca van de sociologische entiteit die New York heet. Meteen wordt New York soms de grootste Engelstalige stad genoemd. Die kwalificatie is betwistbaar, want er leven zowat tweehonderd verschillende nationaliteiten in New York. Spreken die ook thuis allemaal Engels? Natuurlijk niet. Engels is slechts de voertaal in het openbare leven. Thuis klinkt een babelse verscheidenheid van talen op, afkomstig uit alle windstreken. Bij het bezoek van Willem Alexander en Maxima aan New York, onlangs, bleek die stad een grote kolonie Nederlanders te herbergen. Die had kennelijk haar eigen taal helemaal niet verleerd.
Hier verschijnt wat de moderne grote stad op vele plaatsen in de wereld is geworden: een amalgaam, waarin mensen van allerlei origine met elkaar leven en daartoe het gebruik van één bepaalde taal als modus operandi hebben aangenomen. Dit is het multiculturalisme van vandaag. Vele Vlamingen deinzen voor deze werkelijkheid terug. De waarheid is, dat grote steden tegenwoordig vrijwel allemaal multicultureel zijn geworden – de Japanse en Chinese misschien uitgezonderd. Hoewel ook daar de moderne tijd toeslaat.
In New York is het Engels de lingua franca. In Brussel vervult het Frans die functie. Maar voorts is ook Brussel zo’n typisch amalgaam, een zogeheten multiculturele stad, waarvan sommigen aan de linkerzijde lyrisch worden, al is het niet erg duidelijk of ook zij zelf wel goed in de gaten hebben waarover ze eigenlijk de lofzang zingen.
Op die manier blijkt de problematiek van de multiculturele maatschappij en de staatkundige toekomst van Brussel met elkaar verbonden. Wellicht is dàt de werkelijke verdienste van de tussenkomst van Crols. Want Vlamingen verdringen al te veel de multiculturele werkelijkheid van vandaag, in plaats van zich af te vragen hoe ze die zouden kunnen beheersen. Het is erg twijfelachtig dat een verstandig man als Crols zélf gelooft dat Brussel zomaar uit Vlaanderen kan worden losgesneden en dat de Vlamingen dan voortaan gerust en ongestoord onder elkaar kunnen voortleven. Zelfs met een muur errond, ligt Brussel daar te liggen en strekt zijn sociologische invloed ver uit over het omliggende platteland, dat we allemaal knus en gezellig Vlaams willen houden. Brussel is namelijk een levende entiteit. Ze verandert bij voortduring. Wetten lopen per definitie altijd de feiten achterna.
Alleen sociologische feiten kunnen de toekomst van Brussel beïnvloeden. Maar de wil om op een actieve wijze met het multiculturele Brussel aan de slag te gaan en er een toekomst voor uit te stippelen die Brussel binnen Vlaanderen brengt, ontbreekt te enenmale. Integendeel: de voorzitster van de grootste zich Vlaams noemende partij blijkt te lijden aan het struisvogelsyndroom. Want hoe kan er sprake zijn van een overtuigende Vlaamse politiek die de sociologische omstandigheden in Brussel ten gunste keert, als je zelfs niet eens bereid bent om een relatief eenvoudig probleem als de splitsing van het kies- en rechterlijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde democratisch – in het Parlement dus – op te lossen?
Nochtans is het niet moeilijk om gelijk enkele krijtlijnen voor zo’n politiek te trekken. Wie de sociologische omstandigheden in Brussel wil veranderen ten voordele van het Nederlands, moet, om te beginnen, zorgen voor zeer prestigieuze Nederlandstalige aanwezigheid in Brussel. Secundo moet men de ogen openen voor een àndere sociologische realiteit: de aanwezigheid van de Europese Unie in Brussel bevordert het Franstalige karakter van die stad. Toch blijven ook goedmenende Vlamingen pleiten voor het opheffen van de activiteiten van het Europese parlement in Straatsburg. Men moet toch inzien dat in het voetspoor van die Europese instellingen massa’s immigranten van allerlei slag Brussel binnendrijven. En omdat Brussel op zich territoriaal nu eenmaal uiterst beperkt is, zwermen die uit over het naburige Vlaams-Brabant. En omdat de sociologie in Brussel het Frans als voertaal heeft, deint ook die Franse taal over Vlaams-Brabant uit. Heeft de ‘muur’ van Frans Crols zodoende geen enkele zin, dan rijst nog meer en torenhoog het volslagen gebrek aan staatkundig-sociologisch denken bij die politieke groepen, die zichzelf een staatsdragende functie hebben toegeschreven.
Nochtans zijn de feiten levensgroot. Zodoende blijken sommige “grote leiders” in het zelfde bedje ziek als die mensen, die de multiculturele feiten niet onder ogen willen zien. Alleen: voor figuren die zichzelf staatslui willen noemen, gelden geen verontschuldigingen. Of, wat nog erger zou zijn en tegelijk kwaadaardiger: zijn die lui helemaal niet geïnteresseerd in de toekomst van Vlaanderen of het behoud van het Nederlands? Zodat het niet verwonderlijk is dat er van ‘vijf minuten politieke moed’ geen sprake is.
Jaak Peeters