vrijdag 20 november 2009

De natiestaat genaamd EU

De aanstelling van de Belgische premier Van Rompuy tot permanent voorzitter van de Europese raad is een nieuwe stap op de weg naar de vorming van een Europese superstaat. De stappen die nu nog moeten volgen vallen perfect te voorspellen: de Europese commissie wordt omgevormd tot een regering, waarbij de verhouding met het Europees parlement wordt herschikt. De huidige commissievoorzitter wordt premier. Een minister van “buitenlandse zaken” is er inmiddels overigens ook al. De Europese raad zelf wordt omgevormd tot een adviesraad voor de straks verkozen Europese president. Nadien alle legers nog onder één commando brengen, en klaar is kees.
Wat daarna gaat komen -– voor zover het niet al bezig is -– is veel minder zichtbaar, doch veel belangrijker.

Het gaat erom dat nu ook alles in het werk zal worden gesteld om een Europese natie op te wekken. Opwekken, want ze bestaat niet. Die natie zal de oude naties in Europa vervangen of tenminste insluiten en overschrijden. Want zonder een natie is een staat geen lang leven beschoren, afhankelijk als hij is van de existentie van de elites die hem in het leven hebben geroepen.

Zo’n Europees nationaal gevoel berust op sterke gronden. Een Europese natie wekt door haar omvang bij velen een veiligheidsgevoel op. Wat groot is, wekt de indruk veiligheid te verschaffen. Dat is illusoir natuurlijk, maar het werkt wel. Ten tweede geeft Europa de indruk een geografische eenheid te vormen, die als een apart geheel van andere eenheden is afgescheiden. In werkelijkheid is Europa slechts een schiereiland van het Euraziatische continent, van Afrika door slechts twee smalle zeestraten gescheiden. Dieper ligt de idee van een geestelijke Europese eenheid. Die berust op de perceptie van een gedeelde christelijke erfenis. Want ondanks alle godsdienstoorlogen zit toch hetzelfde geloof in dezelfde God in de Europese genen. De EU van onze dagen lijkt dan nog het meest op een Karolingisch rijk, dat het aardse verlengstuk van de door de Paus geleide geestelijke orde wilde zijn. Deze idee wordt sterk gecontesteerd door de aanwezigheid van miljoenen Islamieten op Europese bodem.

Een sterk gegeven is ook dat de Europese Unie er naar buitenuit kan op bogen in vrede te zijn ontstaan, in tegenstelling tot al haar voorgangers, die slechts het product van militair geweld waren. Daarom kan dit Europa de illusie opwekken dat het een project van een totaal andere orde is en de hoop doen gloren dat de Europese mens de periode van de oorlogen voorgoed achter zich heeft gelaten. Waarbij voor het gemak vergeten wordt dat precies de Tweede Wereldoorlog het huidige Europese project heeft mogelijk gemaakt. En waarbij vooral wordt vergeten, dat de burgers nooit de kans hebben gekregen om over het principe van een Europese staat uitdrukkelijk te stemmen. Meer zelfs: de Europese protagonisten hebben nooit open kaart gespeeld en openlijk gezegd dat het hun bedoeling was de oude staten door een Europese te vervangen -– op iemand als Mark Eyskens wellicht uitgezonderd. Met andere woorden: de EU is er weliswaar zonder oorlog gekomen -- als gevolg overigens van de zwakheid van de oude rivalen -- , maar niet zonder bedrog.

Doch zoals altijd schuilt er ook nu weer een adder onder het gras. Meer zelfs: alles laat vermoeden dat deze adder de omvang heeft van een flink uit de kluiten gewassen anaconda. Want een Europees nationaal gevoel, dat de onvermijdelijke keerzijde is van een Europese natie, komt zonder enige twijfel in directe concurrentie met de bestaande naties. Nationaal gevoel bestààt er in Europa namelijk al en het is zelfs wijdverbreid. Op het bord liggen dus twee clusters van nationaal gevoel. Het Belgische voorbeeld leert wat er te gebeuren staat: beide clusters zullen met elkaar de strijd aanbinden om de dominantie. Daarbij zullen alle wapens uit de kast worden gehaald, van mythologie tot brutaal geldelijk belang. De Europese natie zal verkondigen dat ze algemener, inclusiever, dieper en ouder is dan klassieke nationale gevoelens en daarom de betere adelbrieven bezit, precies zoals het Belgisch nationaal gevoel dat altijd tegenover het Vlaamse nationalisme heeft gedaan.
Dat de stichting van de Europese superstaat met bijhorende Europese natie het einde inluidt van het zo vaak verfoeide nationalisme -– zoals vele eurocraten dromen -- is dus verre van zeker, want veeleer een versterking van de nationalistische spanningen valt te verwachten.

Op dezelfde manier als Vlamingen er allesbehalve gelukkig om zijn dat hun energiebeleid in Parijs wordt gevoerd, zullen de oude gemeenschappen telkens weer ressentiment ontwikkelen omdat zij het gevoel krijgen dat hun zeer ruim opgevatte belangen binnen de Europese ruimte niet in goede handen zijn en dat zij de greep op hun eigen lot verliezen. Want als het aankomt op de veiligheid van lijf en leden en het eigen bezit, grijpt een mens naar wat hem overzichtelijk lijkt en bekend voorkomt. Europa is daar veel te groot voor en veel te verscheiden om op een intieme manier tot het eigene te kunnen worden gerekend.

Jaak Peeters

Geen opmerkingen: