Vooreerst moet men mij eens uitleggen hoe men het oneigenlijk gebruik – dat daardoor een misbruik wordt- van het begrip “discriminatie” verantwoordt. Als ik tegen de muur van een ziekenhuis dat de naam van een of andere christelijke heilige draagt een kruisbeeld zie hangen, wordt ik dan gediscrimineerd? Welke van mijn burgerlijke grondrechten worden geschonden doordat ik in de mogelijkheid ben op dat ongewenste kruisbeeld te kijken? Er zijn zoveel ziekenhuizen, dat niets me belet me in een ander, niet-confessioneel ziekenhuis te laten verzorgen. Nou, en?
Ten tweede: men moet constateren dat Europa zich steeds meer met alles en nog wat bemoeit. Want zeg nu zelf: of kruisbeelden in ziekenhuizen, wat heeft dat met het bewaren van de vrede in Europa of met het bevorderen van de samenwerking onder de volkeren te maken? In het ontwerp van het “verdrag tot instelling van een grondwet voor de Europese Unie” wordt in artikel één gezegd dat deze Unie bevoegdheden krijgt om gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken. Hola? Welke gemeenschappelijke bevoegdheden worden er bereikt door de kruisbeelden uit de ziekenhuizen te verwijderen?
De Europese Unie lijkt steeds meer op een piramide die omgekeerd staat, op haar punt. Ze regelt alles, vrijwel alles, van bovenaf. En ik die dacht dat het begrip subsidiariteit ( van subsidere, ‘onderliggen’) een van de centrale leidgedachten van Europa was!
Beseffen de eurocraten en hun politieke aanhang wel goed wat ze aan het uitrichten zijn? Beginnen wij met het voorbeeld van België. Ook zo’n constructie die van bovenaf door een kliekje werd opgelegd. Vanzelfsprekend gebeurde dat vanuit het wereldbeeld en de waarden van het dominerende kliekje. Dat is in Europa dus niet anders. Intussen leert de geschiedenis – alsof je daar de geschiedenis voor nodig hebt, en je er met een dosis gezond verstand niet ook toe komt– dat dit België uiteenvalt, wanneer àndere groepen zich in hun waarden en in hun wereldbeeld tekort voelen gedaan. En dat levert, zoals onderhand bekend, de nodige spanningen op. Wat stelt men zich dan voor op Europese schaal? Hoe gaat men de spanningen beheersen, die nota bene met de ogen dicht te voorspellen vallen? Spanningen die het honderdvoudige zullen zijn van deze in het kleine België?
Er is nog iets anders. Van 1618 af woedde in West-Europa wellicht het bloedigste conflict uit de Westerse geschiedenis: de beruchte godsdienstoorlogen. In Duitsland viel de bevolking terug van 21 miljoen in 1618 tot 13,5 miljoen in 1648, ondanks een hoog geboortecijfer. Het conflict werd op een haast geniale manier opgelost met de Vrede van Westfalen: cujus regio, eius religio. Ieder kiest zélf zijn confessie. In het versnipperde Duitsland koos elk vorstendom dus zijn eigen dominerende religie. Geniaal! De Duitse vorstendommen waren meestal erg klein, en dus was het helemaal niet zo erg als je geboren werd in een vorstendom waarvan de dominerende confessie jouw interesse niet wegdroeg: je hoefde maar enkele kilometer te verhuizen. Volstrekte superioriteit van het principe van de subsidiariteit, toegepast op een Europa politiek zo gevarieerd was als de natuur in het Braziliaanse regenwoud. Of nog: je hebt helemaal geen “Europese eenheid” nodig, om de vrede te bewerkstelligen! Ode aan de afwezigheid van politieke eenheid!
Die geniale vondst wordt nu door de Europese kliek achteloos weggeworpen. Zoals eertijds, vòòr 1618, wil men nu weer alles van bovenaf opleggen, tot het uithangen van religieuze symbolen toe. Het einde dus van het eertijds bevrijdende cusus regio, eius religio.
Willen we terug ten oorlog trekken? Of zullen we maar meteen de brandstapels in gereedheid brengen?
Jaak Peeters