De grondideeën van deze opvatting berustten op de gedachte dat de mens door de afschuwelijke gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog zodanig was gelouterd, dat hij immuun zou zijn voor de verlokkingen van straffe, al dan niet universalistische ideologieën. Die hadden immers hun ware gelaat heel openlijk getoond. De Franse schrijver Lyotard lanceerde hierbij aansluitend zijn ‘postmodernisme’. Het einde van de grote verhalen. Bovendien, zo stelden een aantal auteurs, was de eeuw van de manager aangebroken. Niet de ideoloog, doch de manager werd geacht de toekomst te zullen bepalen. In het spoor van een goede marxistische indoctrinatie meenden velen dat het niet aankwam op de bovenbouw, maar op wat de economische toestanden te bieden hadden. De onderbouw dus. En deze laatste waren het exclusieve jachtterrein van managers en de captains of industry.
Het leek er lange tijd op dat de eindtijdvoorspellers het gelijk aan hun kant zouden krijgen. Zeker toen het reëel bestaande socialisme instortte. De Europese Gemeenschappen, toen een vooralsnog hoofdzakelijk economische constructie, boekte successen – precies omdat ze zich verre hield van elk ideologisch gekrakeel.
Niet weinigen waren met deze ontwikkeling in hun nopjes. Hadden de ideologieën niet getoond uiteindelijk allemaal in hetzelfde bedje ziek te zijn? Of een ideologie rechts is – zoals het nazisme – of links – zoals het marxisme-: het feitelijke resultaat is hetzelfde: een kleine groep onderdrukt een meerderheid met het oog op de realisatie van haar wereldbeeld. Dat bleek telkens weer een dood spoor. Er komt nooit wat goeds uit voort. Het einde van de ideologieën werd dus ervaren als een verlossing. Een nieuw begin ook, los van al die bevlogen theoretici, de nationalistische dagdromers en makelaars in geloof en overtuiging. Voortaan zouden alleen nog de harde cijfers van tel zijn. De Standaard bande haar oude AVV-VVK. Het was te Vlaams en te christelijk. Het zou sommige lezers kunnen afstoten. En op lezers en leescijfers: dààr kwam het voortaan op aan. In de ziekenhuizen werd alles gestructureerd volgens de scores. Ziek of niet ziek, haren gewassen of niet: scores dicteren voortaan het werk van verpleegsters.
Vandaag de dag zal niemand nog kritiekloos aanvaarden dat de ideologieën uit het straatbeeld zijn verdwenen. De afkeer tegenover een kleurloze Standaardredactie zet zich vooralsnog niet in dalende omzetcijfers om, doch dat is alleen bij gebrek aan een goed alternatief. In de wereld van de ziekenhuizen stijgt allerwegen het gemor op bij het verplegend personeel, dat vindt dat éérst de zieke mens komt en de scores hen kunnen gestolen worden. Het is verre van zeker dat de ideologie heeft afgedaan.
De EU werd van een succesvolle economische machine omgebouwd tot een zwabberige politieke constructie, die ook nog een eigen economie blijkt te bezitten. De politiek heeft inmiddels volop beslag gelegd op dat wat zich ‘Europa’ noemt. En daarmee is ook het soort discussies losgebarsten dat we sedert het verklaarde einde van de ideologieën niet meer gewend waren: territoriale discussies. Kan Turkije lid zijn van een Europese Unie? Dat lidmaatschap wordt nota bene verdedigd met … ideologische argumenten. Ze werden onlangs verwoord door Dirk Verhofstadt. Turkije hoort in Europa, omdat op die manier de waarden van vrijheid en democratie ook in Turkije verankerd worden. Waarop Matthias Storme antwoordde dat je met dàt argument vanzelfsprekend de héle wereld bij de Europese Unie kunt doen aansluiten. Als dàt geen triomfantelijke terugkeer van de ideologie is!
Een tweede terrein waarop de ideologie duidelijk aan zet is, is het religieuze en dan gaat het niet eens om het fundamentalisme. De confrontatie van de Islam met het Christendom op Europese bodem werpt de Europeaan de hele problematiek van de grondwaarden van zijn beschaving in het gezicht. Sinds de Verlichting, zo dachten we toch, waren we erin geslaagd de godsdienstconflicten voorgoed op te ruimen. We hebben dat gedaan door godsdienst eerst tot regionale kwestie te verklaren en vervolgens te verbannen naar de persoonlijke levenssfeer. Of dat ook echt kan werken valt te betwijfelen maar doet niet terzake, doch precies deze ‘oplossing’ wordt door de Islamitische hang naar de Sharia behoorlijk uitgedaagd. Het is duidelijk dat twee ideologieën regelrecht tegen elkaar aanbotsen.
Ten derde: nooit, zo komt het me voor, was de krampachtigheid waarmee een zelfbenoemde politieke elite de lakens meent te moeten uitdelen en anderen de wet voor te schrijven, groter. Ik herinner eraan dat de wetten op het negationisme en al die andere opiniebeperkende wetten ontwikkelingen uit de late twintigste eeuw zijn, zeg maar: zowat sinds 1990. Dat is lang nadat volgens Bell het postideologisch tijdvak was aangebroken, in de dagen van het ineenzakken van ‘het laatste ideologische bolwerk’ en midden in het zogeheten ‘tijdperk van de managers’. Was die ideologie dan toch niet écht weg? Waar kwamen die plotse oprispingen van hardvochtig-beperkende ideologie dan wel vandaan? Waarom ook zouden de partijgangers van de lange mars door de instellingen hun ideologische doelen hebben opgegeven? Het beruchte en volstrekt ondemocratische cordon sanitaire – hoezeer dat de betrokken partij ook goed moge uitkomen - dateert van 19 november 1992. De grond van dat fameuze ‘cordon’ ligt officieel in het verdedigen van de democratische waarden. In werkelijkheid gaat het om het uitsluiten van opvattingen en overtuigingen die men ‘gevaarlijk’ en bijgevolg onwenselijk acht en die bovendien electoraal zo aantrekkelijk zijn, dat ze de posities van de zittende politieke klasse in gevaar zouden kunnen brengen. ‘Ongewenste opvattingen’: heeft dat niets iets vandoen met ideologie?
Plaatselijke initiatieven die een pragmatische samenwerking tussen lokale mandatarissen van N-VA en wat toen nog het Blok heette, op het oog hadden, werden steevast afgeblokt, uit schrik door een linkse, politiek correcte klasse in de media te worden afgemaakt. De leiding van de veel kleinere N-VA had hierbij maar héél weinig keus. Vandaag de dag worden onze kinderen door de Vlaamse onderwijsminister gedwongen tot herinneringseducatie, nadat ze de jaren voordien met kosmopolitische en multiculturele dromerijen om de oren werden geslagen en het leerkrachten verboden was aan kinderen een duidelijk uitgesproken christelijke én Vlaamse mening aan te leren. Alles moest en zou in het teken van de kosmopolitische, multiculturele maatschappij. Sinds de moord van Theo van Goch zijn de verlokkingen van die dromerijen wat afgezwakt. Achterhuis was daar niet weinig cynisch over. Maar geen nood: politiek corrrect ontwapent niet – uiteraard in naam van de democratie. Want politiek correct bepaalt per definitie wat u, als burger, hoort te denken en te doen. Als u van dat patroon afwijkt, bent u geen democraat. U zult democraat zijn, maar wel volgens ònze opvattingen.
De ideologie heeft niet alleen niet afgedaan.
Fataal voor de opvattingen van postideologen is hun onvermogen de goegemeente ervan te overtuigen dat het managerdom en de voorrang van economische principes, zelf géén ideologie is. De voorrang van het economische wordt steeds meer als een onderdrukking met ernstige morele en culturele dimensies ervaren. De mens wordt immers herleid tot slechts producent en consument. Bovendien blijkt steeds meer dat deze slechts in schijn waardenvrije economie en dito managerdom perfect hand in hand blijken te gaan met heftige ideologische discussies. Zelfs als het economisch denken het predikaat ‘ideologie’ niet hoeft te krijgen, dan nog is de ideologie nooit ver weg. Nog heel recent vond het vrijzinnige België in uit haar verband gerukte uitspraken van de paus voldoende reden om nog eens goed uit te halen naar het katholicisme. En intussen is de kaart van Europa vrijwel onherkenbaar veranderd: zo dagdromerig zijn die nationalistische drijverijen kennelijk niet.
Neen, we leven niet in een postideologisch tijdperk.
Jaak Peeters
Geen opmerkingen:
Een reactie posten